Telwin STARTRONIC 500 Manual De Instrucciones página 14

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 18
notwendigerweise mit sich, daß die Batterie nur dann
aufgeladen werden kann, wenn sie elektronisch vom Auto
isoliert wird. Für den Aufladevorgang ohne die
Schutzfunktion mindestens 5 Sekunden lang ON drücken:
Drückt man diese Taste nämlich länger als 5 Sekunden, tritt
STARTRONIC in einen Betriebszustand ein, der keine
Kontrolle von Spannungsspitzen vorsieht. Diese können
entstehen, wenn die aufzuladende Batterie sehr erschöpft
ist. Der Ladevorgang wird solange fortgesetzt, bis man ihn
mit der Taste OFF im gewünschten Moment unterbricht
oder wenn die vorher eingestellte Höchstdauer
überschritten wird. Am Ende dieser Phase, kenntlich
gemacht durch das Blinken der Generalalarm-LED, kehrt
STARTRONIC automatisch in den geschützten
Betriebsmodus zurück und garantiert dadurch den
Ausgleich von Überspannungsrisiken.
_______________(NL)_____________
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIKSAANWIJZING
VOOR APPARATEN MET CONSTANTE
DRAADVOEDING
De modellen ST500 en ST300 zijn eenfasige acculaders
met een starter en hulpstarter en een voeding van 230V/AC
50/60 Hz. Ze worden elektronisch bestuurd door een
microbesturingseenheid bij een constante stroom en
spanning. Met deze laders kunnen de volgende accutypen
worden opgeladen: loodaccu's met vrije elektrolyt voor
motorvoertuigen (benzine en diesel), motorfietsen en
boten.
De houder van de lader heeft een beschermingsgraad van
IP20.
V O O R Z O R G S M A A T R E G E L E N
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
-
De batterijlader moet uitsluitend aangesloten worden
op een voedingssysteem met een neutraalgeleider
verbonden met de aarde.
- Controleer of de beschikbare voedingsspanning
overeenkomt met de spanning die op de achterzijde
van de lader vermeld staat.
- Zorg ervoor dat het stopcontact is voorzien van een
aarding die voldoet aan de eisen voor apparaten die in
Klasse I vallen.
- Tijdens het opladen van de accu komen explosieve
gassen vrij. Zorg ervoor dat geen vlammen of vonken
ontstaan. VERBODEN TE ROKEN.
- Gebruik de acculader uitsluitend binnen en in een goed
geventileerde ruimte. NIET BLOOTSTELLEN AAN
REGEN OF SNEEUW.
- Neem de stekker van het voedingssnoer uit het
stopcontact alvorens de laadkabels van de acculader aan
te sluiten of te verwijderen.
- Deze acculader bevat onderdelen zoals schakelaars of
relais die elektrische bogen of vonken kunnen creë
ren. Mocht dit toestel worden gebruikt in een garage of in
een vergelijkbare ruimte, plaats het apparaat dan in een
daarvoor geschikte ruimte.
- Plaats de acculader in horizontale positie en op een
stevige ondergrond.
- Gebruik de acculader nooit binnenin de auto of in de
motorkap.
- Plaats de acculader zo dat er voldoende ventilatie
aanwezig is. Blokkeer de ventilatieopeningen van de
acculader niet.
- Als u de acculader gaat gebruiken voor opladen of starten,
lees dan de aanwijzingen die door de autofabrikant
worden gegeven aandachtig door en bewaar deze.
Hetzelfde geldt voor de aanwijzingen die door de
accufabrikant worden gegeven.
- Sluit de acculader uitsluitend aan op daar voor geschikte
stopcontacten met aarding om uzelf te beschermen tegen
de gevaren van indirecte aanraking.
- Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden waarbij de
acculader moet worden gedemonteerd, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door vakkundig personeel.
N E E M A L T I J D D E S T E K K E R V A N D E
VOEDINGSDRAAD UIT HET STOPCONTACT.
- Vervang de voedingsdraad indien nodig altijd door een
originele voedingsdraad.
- Laad nooit niet-oplaadbare accu's op.
- Controleer het peil van de accuvulling. V oeg indien nodig
gedestilleerd water toe volgens de aanwijzingen van de
fabrikant.
- Laad accu's uitsluitend op in een goed geventileerde
ruimte om gasophoping te voorkomen.
- V erwijder alvorens u de accu gaat opladen eerst de
doppen van elk element (indien aanwezig).
- Raak de vloeistof die zich in de accu bevindt nooit aan.
Deze vloeistof is bijtend.
- Reinig de positieve en negatieve aansluitpunten om
eventuele roestvorming te verwijderen en een goed
contact met de klemmen te garanderen.
- Zorg ervoor dat de twee klemmen in geen geval met
elkaar in aanraking komen als de acculader op het
elektriciteitsnet is aangesloten. Bevestig de klemmen
nooit aan de accu en verwijder ze hier nooit van als de
acculader in bedrijf is.
OPGELET: Om de kabels te kunnen hanteren dient
men zich ervan te verzekeren dat de led OFF, die zich
op het voorste paneel bevindt, aan is.
- Controleer de accuspanning alvorens u de acculader
aansluit. Vergeet niet dat er bij 6 doppen sprake is van een
accu van 12 V . Het kan ook voorkomen dat er twee accu' s
E N
van 12V zijn, die ondelilng zijn verbonden. Mocht dat het
geval zijn, dan is een spanning van 24 V nodig om beide
accu's op te laden.
PAS OP: Zorg ervoor dat deze accu's over dezelfde
eigenschappen beschikken om te voorkomen dat ze
ongelijkmatig worden opgeladen.
OPGELET: Controleren of de instellingen uitgevoerd op
het paneel van de batterijlader compatibel zijn met de
karakteristieken van de batterij die opgeladen wordt.
BEGIN OPLADEN
- De polariteit van de klemmen van de accu verifiëren:
positief het symbool + en negatief het symbool -.
OPMERKING: indien men de symbolen niet kan
onderscheiden, moet men herinneren dat de positieve
klem diegene is die niet verbonden is met het chassis van
de wagen. .
- De tang voor het opladen van rode kleur verbinden met de
positieve klem van de accu (symbool +).
- De tang voor het opladen van zwarte kleur verbinden met
het chassis van de wagen, ver verwijderd van de accu en
van de brandstofleiding. OPMERKING: indien de accu
niet in de wagen geïnstalleerd is,
verbinden met de negatieve klem van de accu (symbool -).
- De acculader voeden en hierbij de schakelaar (indien
aanwezig) op ON plaatsen en/of de voedingskabel in het
contact van het net invoeren.
- 14 -
zich rechtstreeks
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido