w e r k e n i n g o e d v e r l u c h t e r u i m t e n : N I E T
BLOOTSTELLEN AAN REGEN OF SNEEUW.
-
De voedingskabel loskoppelen van het net voordat de
kabels voor het opladen worden aangesloten op of
losgekoppeld van de batterij.
-
De tangen niet aansluiten op of loskoppelen van de
batterij met de batterijlader in werking.
-
De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de
auto of in de motorkap.
-
De voedingskabel alleen vervangen met een originele
kabel.
-
De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare
batterijen terug op te laden.
-
Verifiëren of de beschikbare voedingsspanning
overeenstemt met diegene die aangeduid staat op de
plaat met de gegevens van de batterijlader.
-
Teneinde de elektronica van de voertuigen niet te
beschadigen, de waarschuwingen gegeven door de
fabrikanten van de voertuigen zelf lezen, bewaren en
zorgvuldig in acht nemen, wanneer men de
batterijlader gebruikt zowel bij het opladen als bij de
start; hetzelfde geldt voor de aanwijzingen gegeven
door de fabrikant van de batterijen.
-
Deze batterijlader bevat componenten, zoals
schakelaars of relais, die bogen of vonken kunnen
veroorzaken; bijgevolg, indien de batterijlader in een
garage of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt,
moet men hem in een lokaal of in een omgeving
plaatsen die speciaal voor dit doel bestemd is.
-
Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de
binnenkant
van de batterijlader mogen alleen
uitgevoerd worden door personeel met ervaring.
-
OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD
LOSKOPPELEN VAN HET NET VOORDAT MEN
GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
O N D E R H O U D VA N D E B A T T E R I J L A D E R
UITVOERT, GEVAAR!
2.INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
-
Deze batterijlader staat het opladen van batterijen met
lood en vrije elektrolyt toe gebruikt op motorvoertuigen
(benzine en diesel), motorfietsen, schepen, enz.. en is
aangewezen voor het opladen van hermetische
batterijen.
-
De stroom voor het opladen geleverd door het toestel
neemt af volgens de karakteristieke kromme W en è
overeenkomstig de norm DIN 41774.
3. INSTALLATIE
PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
-
Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele
manier installeren en ervoor zorgen dat de
luchtdoorgang niet verstopt wordt middels speciaal
daartoe bestemde openingen zodanig dat een
voldoende ventilatie gegarandeerd is.
AANSLUITING OP HET NET
-
De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden
op een voedingssysteem met een neutraalgeleider
verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de
spanning van werking.
-
D e v o e d i n g s l i j n m o e t u i t g e r u s t z i j n m e t
beschermingssystemen zoals zekeringen of
automatische schakelaars, voldoende om de
maximum absorptie van het toestel te verdragen.
-
De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden
met een speciale kabel.
-
Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel
moeten een adequate doorsnede hebben die nooit
kleiner mag zijn dan diegene van de geleverde kabel.
4. WERKING
VOORBEREIDING VOOR HET OPLADEN
NB: V oordat men overgaat tot het opladen, moet men
verifiëren of de capaciteit van de batterijen (Ah) die
men wenst te onderwerpen aan het opladen niet
kleiner is dan diegene die aangeduid staat op de plaat
(C min).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de
hierna aangegeven volgorde volgen.
-
De eventueel aanwezige deksels van de batterij
wegnemen, ì zodanig dat de gassen die zich
ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten kunnen
komen.
-
Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen
van de batterijen dekt; indien deze bloot blijken te
liggen, gedistilleerd water toevoegen tot ze 5 -10 mm
bedekt zijn.
OPGELET: UITERST VOORZICHTIG TEWERK
GAAN TIJDENS DEZE OPERATIE OMDAT DE
ELEKTROLYT EEN UITERST CORROSIEF ZUUR IS.
- Met de voedingskabel losgekoppeld van het contact
van het net de deviator van lading 6/12 V of 12/24 V
(indien aanwezig) plaatsen in functie van de nominale
spanning van de te laden batterij.
- De polariteit van de klemmen van de batterij verifiëren:
positief het symbool + en negatief het symbool -.
OPMERKING: indien de symbolen zich niet
onderscheiden moet men zich herinneren dat de
positieve klem diegene is die niet verbonden is met het
chassis van de auto.
- De rode tang voor het opladen verbinden met de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het
chassis van de auto, uit de buurt van de batterij en van
de buis van de brandstof.
OPMERKING indien de batterij niet in de auto
geïnstalleerd is, zich rechtstreeks verbinden met de
negatieve klem van de batterij (symbool -).
OPLADEN
- De batterijlader voeden door de voedingskabel in het
contact van het net te steken en de schakelaar (indien
aanwezig) op ON te zetten.
- De ampèremeter (indien aanwezig) geeft de stroom
aan (in Ampères) voor het opladen van de batterij:
tijdens deze fase merkt men dat de aanwijzing van de
ampèremeter langzaam vermindert tot op heel lage
waarden in functie van de capaciteit en de condities van
de batterij.
OPMERKING: Wanneer de batterij oplaadt kan men
bovendien een begin van "koken" van de vloeistof merken
die bevat is in de batterij. Men raadt aan het opladen reeds
aan het begin van dit fenomeen te onderbreken teneinde
beschadigingen aan de batterij te voorkomen.
OPGELET: HERMETISCHE BA TTERIJEN.
Indien het nodig blijkt te zijn dit soort batterijen te
moeten opladen, moet men uiterst aandachtig tewerk
gaan. Een trage oplading uitvoeren en hierbij de
spanning naar de klemmen van de batterij onder
controle houden. Wanneer deze spanning, die
gemakkelijk kan opgenomen worden met een gewone
tester, de 14,4V bereikt voor de batterijen van 12V
(7,2V voor de batterijen van 6V en 28,8V voor de
batterijen van 24V) raadt men aan het opladen te
onderbreken.
EINDE OPLADEN
- De voeding wegnemen van de batterijlader en hierbij de
kabel zelf loskoppelen van het stopcontact.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het
chassis van de auto of van de negatieve klem van de
batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De batterijlader op een droge plaats opbergen.
- De cellen van de batterij terug sluiten met de speciaal
daartoe bestemde doppen (indien aanwezig).
- 10 -
FIG.A