Verder moeten de veiligheidskarabijnhaken t.a.v. een correcte vergrendeling worden
gecontroleerd. Het gehele verbindingsmiddel mag niet ingescheurd, kapotgeschuurd of
gebrekkig zijn. Ook bij een beschadiging van de beschermhoes van de opentrek-valdemper
dient dit deelsysteem te worden vervangen.
De gebruiker moet er op letten dat er principieel altijd een streng van het verbindingselement
met de veiligheidskarabijnhaak aan het object vastgehaakt is. Bij het klimmen op
vakwerkmasten wordt er over de eerste vastgehaakte streng van het verbindingselement
heen geklommen. Nadat er over deze eerste streng van hat verbindingselement heen werd
geklommen, wordt de tweede streng van het verbindingselement boven de gebruiker
bevestigd. Daarna wordt de streng van het verbindingselement die zich onder de gebruiker
bevindt, losgemaakt en meegenomen bij het verder klimmen. Nadat er over de tweede
streng van het verbindingselement heen werd geklommen wordt de eerste weer aan het
object bevestigd en de gebruiker maakt de tweede streng van het verbindingselement los.
Met deze techniek kan men altijd veilig op de vakwerkmast klimmen. Het afdalen van een
vakwerkmast vindt plaats in omgekeerde volgorde.
Let op:
De strengen van het verbindingsmiddel mogen nooit uitgestrekt een streng aan
het bevestigingspunt, de andere aan de opvangriem, opentrek-valdemper niet
in het opvangoog van de opvangriem vastgehaakt) worden bevestigd. Daarmee
wordt de functionaliteit van de bandvaldemper buiten werking gesteld en er
bestaat levensgevaar door het falen van de uitrusting bij een te groot valtraject.
Vrije ruimte onder de gebruiker
De benodigde vrije ruimte onder de gebruiker is als volgt vast te stellen:
BFD-
Maximale lengte
type:
van het
verbindings-
element
FlexBelt Twin
Twin SK 12
Twin
3.2. Gebruiksinstructies bij horizontale toepassing:
Deze BFD-Twin verbindingsmiddelen met geïntegreerde opentrek-valdemper werden ook
voor horizontaal gebruik en een daaruit gesimuleerde val over een rand heen met succes
gekeurd. Hierbij werd een stalen kant met een radius van r = 0,5 mm zonder braam gebruikt.
Op grond van deze controle is deze uitrusting geschikt om over vergelijkbare randen, zoals
ze bijvoorbeeld aan gewalste stalen profielen, aan houten balken of aan een beklede
afgeronde attiek voorkomen, te worden gebruikt.
Ongeacht deze keuring moet bij horizontale of schuine toepassing, waar een risico voor
vallen over een rand heen bestaat, het volgende in ieder geval in aanmerking worden
genomen:
1. Wanneer de voor het begin van de werkzaamheden uitgevoerde beoordeling van de
bestaande gevaren aangeeft dat er bij de valrand sprake is van een bijzonder
"insnijdende" en/of "niet-braamvrije" rand (bijv. niet-beklede attiek,
trapeziumplaatwerk of scherpe betonnen rand), dan
•
dienen er voor het begin van het werk dienovereenkomstige voorzieningen te
worden getroffen, opdat een val over de rand heen uitgesloten is of
er dient voor het begin van de werkzaamheden een randbescherming te
worden gemonteerd of
14
•
er dient contact op te worden genomen met de fabrikant.
2.
Het verbindingsmiddel werd over een rand met een hoek van 90° gecontroleerd. Voor
de gebruiker dient duidelijk te zijn dat er grotere gevaren bestaan, die zich voordoen,
ter hoogte van het
rugopvangoog
2 m
2 m
2 m
Vrije ruimte onder de gebruiker bij één
bevestigingspunt
4,75 m
4,75 m
4,75 m
ter hoogte van het
standvlak (voeten)
6,75 m
6,75 m
6,75 m