Fig. E
De basisplaat (10) voor de aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken met ingeklikte
aansluitkabel (9) laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken op de telefoonconsole (15) uitlijnen.
De basisplaat (10) voor de aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken vasthouden,
de aansluitkabel (9) laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken weer verwijderen en de boringen (51)
met niet-watervaste stift merken.
De basisplaat (10) voor de aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken weer verwijderen en
de boringen (51) met boor ø 3,0 mm boren.
a
Voorzichtig boren zodat de telefoonconsole (15) niet doorboord wordt.
Na het boren de boorspanen onder de leren bekleding van de telefoonconsole (15) verwijderen zodat de
basisplaat (10) voor de aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken volledig op de telefoon-
console (15) kan opliggen.
De basisplaat (10) voor de aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken op de telefoon-
console (15) leggen en met twee verzonken kruiskopplaatschroeven 4 x 15 (23) vastschroeven.
Vervolgens de aansluitkabel (9) laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken op de basisplaat (10) voor de
aansluitkabel laadhouder met inrichting voor vrijhandig spreken vastklikken en de handy inleggen.
Eventueel de middenconsole in het gebied van de aansluitkabel (9) laadhouder met inrichting voor vrijhandig
spreken iets uitsnijden om beschadiging van de kabel te voorkomen.
a
Indien bovendien de leidingscompensator in het voertuig moet worden ingebouwd,
vervolg met hoofdstuk 2.5.
Afsluitende werkzaamheden
De accukabels weer aansluiten.
Het (de) storingsgeheugen(s) uitprinten.
De werking van de autotelefoon en van de inrichting voor vrijhandig spreken controleren.
Het voertuig in omgekeerde uitbouwvolgorde weer samenstellen.
Codering
Dit systeem is niet van invloed op de codering.
Werking
Voor de werking van de handy wordt naar de bedieningshandleiding voor de handy verwezen.
c
c
2-59