Montagehandleiding:
1.)
De hoekstukken „2" onder de langsliggers van het voertuig houden en bij „a" door de
langsliggers boren (ø 17 mm). De contraplaten „3" in de langsliggers leggen en de
hoekstukken „2" aan de langsliggers en contraplaten „3" monteren.
Indien zich een dwarsligger op de plaats bevindt waar geboord moet worden, de schalmen
„6" tussen de langsliggers en de dwarsligger plaatsen.
2.)
De beugels „4" op de traverse „1" schuiven en op de gewenste breedte uitlijnen zodat de
boringen „b" links en rechts 41,5 mm uit het midden liggen.
De maat 1100 mm (zie tekening) mag niet worden overschreden.
Indien vereist kunnen de uiteinden van de traverse worden ingekort. Houd er echter
rekening mee dat minimaal 50 mm traverse over de beugels moet blijven uitsteken. De
zaagkanten vervolgens afbramen.
3.)
De traverse „1" met de beugels „4" bij „d" op de gewenste hoogte aan de hoekstukken
„2" monteren.
Indien de uiteinden van de hoekstukken „2" aan de onderzijde uitsteken, kunnen deze
uiteinden worden afgezaagd. De zaagkanten vervolgens afbramen.
4.)
Bij „e" door de onderste wand van de traverse „1" boren (ø 11m mm).
De strips „5" in de uiteinden van de traverse schuiven en bij „e" in de traverse „1"
monteren.
5.)
De contactdooshouder „7" bij „f" op de steun monteren.
6.)
Alle bouten en moeren gelijkmatig vastzetten.
Aanhaalkoppels:
Wijzigingen voorbehouden.
38
M 10x30
M 10x35
M 10x50
M 10x65
M 16x50
170 Nm
M 16x55
170 Nm
40 Nm
(kwaliteit 8.8)
55 Nm
(kwaliteit 10.9)
55 Nm
(kwaliteit 10.9)
55 Nm
(kwaliteit 10.9)
(kwaliteit 8.8)
(kwaliteit 8.8)