Potentieel gevaar van elektrische schok. De aansluitklemmen voor netvoeding en relais
worden alleen voor enkelvoudige draadaansluiting ontworpen. Gebruik niet meer dan één
draad in elke aansluitklem.
Potentieel brandgevaar. Schakel de gemeenschappelijke relaisaansluitingen of de
jumperdraad van de netvoedingsaansluiting binnen in het instrument niet in serie.
Brandgevaar. Relaisbelastingen moeten resistent zijn. Beperk de stroom naar het relais
altijd met een externe zekering of onderbreker. Volg de classificeringen voor relais op uit
het hoofdstuk Specificaties.
Als het instrument is voorzien van de optionele relaiskaart, heeft het instrument vier potentiaalvrije
enkelpolige relais. De status van elk relais verandert als de geselecteerde triggervoorwaarde voor
het relais plaatsvindt.
De relaisklemmen bevinden zich achter een hoogspanningsbarrière in de controllerbehuizing.
Verwijder de barrière niet wanneer voeding wordt geleverd aan de relaisklemmen. Lever geen
voerding aan de relaisklemmen wanneer de barrière niet is geïnstalleerd.
Sluit elk relais indien nodig aan op een regelapparaat of een alarmapparaat. Raadpleeg de volgende
afgebeelde stappen en
de triggervoorwaarde voor elk relais te selecteren.
Raadpleeg
Specificaties
geïsoleerd en van de laagspanningsingangs-/uitgangscircuits.
De relaisklemmen zijn geschikt voor een draad van 15 AWG (afhankelijk van de
belastingstoepassing). Gebruik draden met een isolatieklasse van 300 V AC of hoger. Andere
draadmaten dan 15 AWG worden afgeraden.
De stroom naar de relaiscontacten moet 5 A of lager zijn. Zorg ervoor dat een tweede schakelaar
beschikbaar is de voeding naar de relais ter plaatse te onderbreken in geval van nood of onderhoud.
Bij het schakelen van hoge inductieve belastingen (bijv. elektromotoren en pompen) of hogere
stroomwaarden dan 5 A dient u een hulprelais te gebruiken om de levensduur van de relais te
verlengen.
Gebruik de relais met hetzij alle een hoog voltage (meer dan 30 V-RMS en 42,2 V-PIEK of 60 V DC)
hetzij alle een laag voltage (minder dan 30 V-RMS en 42,2 V-PIEK, of minder dan 60 V DC).
Configureer geen combinatie van hoog en laag voltage.
Aansluitingen van relaisklemmen op het netspanningscircuit bij toepassingen met een permanente
aansluiting moeten een isolatie hebben die is geclassificeerd voor minimaal 300 V, 70 °C (158 °F).
Klemmen die met een netsnoer worden aangesloten op het netspanningscircuit moeten dubbel
worden geïsoleerd en zijn geclassificeerd voor 300 V, 70 °C (158 °F) op zowel het binnenste als het
buitenste isolatieniveau.
178 Nederlands
W A A R S C H U W I N G
W A A R S C H U W I N G
V O O R Z I C H T I G
Tabel 4
voor het aansluiten van de relais. Gebruik de mobiele toepassing om
op pagina 165 voor de relaisspecificaties. De relais zijn van elkaar