9.4.
Automatisch schakelventiel (ASV) met waarschuwingssignaal
9.4.1 Luchtdichtheid en functietest met twee onafhankelijke ademluchttoestellen
Sluit de ademautomaat aan op het ASV (afb. 2 -> Aansluiting "4"). Schakel de ademautomaat met overdruk in
stand-by, niet in de vraagstand.
•
Sluit de middendrukleiding van het eerste ademluchttoestel (PA 1) aan op het ASV
(afb. 2 -> Aansluiting "3").
•
Open cilinderventiel PA 1: Waarschuwingssignaal op het ASV moet activeren.
•
Sluit de middendrukleiding van het tweede ademluchttoestel (PA 2) aan op het ASV
(afb. 2 -> Aansluiting "1").
•
Open cilinderventiel PA 2: Het ASV schakelt; het waarschuwingssignaal moet stoppen.
•
Sluit de cilinderventielen van beide ademluchttoestellen.
•
Lees de manometer van het ademluchttoestel af.
De minimum cilinderdruk is 270 bar voor 300 bar cilinders en 180 bar voor 200 bar cilinders.
•
Sluit de cilinderventielen van de ademluchttoestellen.
•
Het ASV met het ademluchttoestel is luchtdicht als de hogedrukval op elk ademluchttoestel niet meer is
dan 10 bar na 1 min.
•
Ontlucht het apparaat met de ademautomaat, het waarschuwingssignaal van het ASV moet kort
weerklinken.
9.5.
Schoonmaken
Vervuilde onderdelen van het toestel moeten, indien nodig, na gebruik aan de buitenkant worden gereinigd met
lauw water. Dompel het reduceerventiel niet onder in water. Zie de gebruiksinstructies van de componenten voor
de individuele reinigingsregimes - masker, ademautomaat, enz.
Resterend vocht moet worden afgedroogd bij een maximum temperatuur van 50°C. Gebruik geen organische
oplosmiddelen zoals cellulose thinner, alcohol, brandspiritus, trichloorethyl, etc.
Belangrijk
De onderdelen binnen in het reduceerventiel of ASV mogen niet nat worden. Dit kan de werking van
het reduceerventiel/ADV nadelig beïnvloeden. Daarom moet het reduceerventiel/ASV worden
afgedicht (bijv. met afsluitdoppen, dan reinigen bij hoge druk of bij middendruk van ongeveer 2 bar).
Reinig de buitenkant van de ademluchtslangen indien nodig.
10. Opmerking voor opslag
Ademluchttoestellen met persluchtleiding moeten bij ca. 20°C worden opgeslagen op een droge plaats vrij van
stof en vuil. De toestellen moeten ook worden beschermd tegen direct zonlicht.
11. Storingen
Omdat het leven van mensen afhankelijk kan zijn van een storingsvrije werking van het ademluchttoestel met
persluchtleiding, moet het toestel, als er een storing is (zoals buitensporige ademweerstand, lekken, etc.) worden
nagekeken door een servicemonteur gespecialiseerd in adembeschermingstoestellen of door MSA.
DSL serie
Opmerking voor opslag
121
NL