Veilig gebruik
De rotor in het apparaat bevat een magneet met een krachtig magneetveld, dat pacemakers of geïmplanteerde defi-
brillatoren (ICD) kan beïnvloeden. Minstens 20 centimeter afstand tussen het implantaat en de magneet aanhouden.
Gebruik het apparaat niet als er sprake is van defecte elektrische kabels of een defecte behuizing.
Het apparaat niet dragen, of aan de elektrische kabel trekken.
Zorg, bij het aanleggen van de kabels, voor bescherming tegen beschadigingen en let er op dat niemand erover kan
struikelen.
Maak de behuizing van het apparaat of onderdelen ervan alleen open als daar in de gebruiksaanwijzing uitdrukkelijk
om gevraagd wordt.
Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit, die in deze gebruiksaanwijzing zijn beschreven. Neem contact op
met een erkende serviceafdeling of bij twijfel met de fabrikant, in het geval dat problemen niet kunnen worden ver-
holpen.
Gebruik alleen originele reserveonderdelen en accessoires voor het apparaat.
Breng nooit technische veranderingen aan het apparaat aan.
De aansluitsnoeren kunnen niet worden vervangen. Bij een beschadigd snoer moet het apparaat resp. de on-
derdelen worden afgevoerd.
Gebruik het apparaat uitsluitend, als er zich geen personen in het water bevinden!
Installatie
Het apparaat moet volledig gemonteerd zijn, voordat het in de vijver kan worden geplaatst. De afzonderlijke stappen
van de montage:
Sproeierunit monteren
Pomp monteren
Sproeier monteren
Sproeierunit monteren
Zo gaat u te werk:
B
Sproeierunit in drijver steken.
Schroeven met onderlegschijven door de boringen van de drijver steken.
– De schroeven moeten aan de onderzijde van de drijver uitsteken.
Borgmoeren met onderlegschijven op de schroeven draaien en aantrekken.
– Schroeven alleen zover aantrekken dat de sproeierunit zonder speling bevestigd is.
Pomp monteren
Zo gaat u te werk:
C
Adapter tot de aanslag op de pompuitloop schroeven.
Pomp en adapter met platte afdichting op de ingang van de sproeierunit draaien en handvast aandraaien.
Pomp uitlijnen.
– De filterkorf van de pomp moet goed uitgelijnd ten opzichte van een van de drie uitsparingen in de drijver liggen.
– Pomp niet te ver draaien, om beschadigingen te vermijden.
– Pomp evt. tot vorige uitsparing terugdraaien.
Draadeinden in de beide draadbussen rechts en links naast de pomp draaien en vastdraaien.
– Aan beide zijden de middelste van de drie draadbussen selecteren.
Moeren tot de aanslag op de draadeinden draaien.
– De moeren dienen als oplage voor de bevestigingsbeugel.
Bevestigingsbeugel aanbrengen.
D
Inbusbouten door pompvoet en bevestigingsbeugel steken, moeren met tandschijf opschroeven en vastzetten.
Moeren op de draadeinden tot onder de bevestigingsbeugel draaien.
Moeren met onderlegschijf op de draadeinden schroeven en vastdraaien.
- NL -
27