9.2 Aan/uit schakelen van het instrument
®
Schakel de Conex
DIS aan en uit met behulp van
de voedingsspanning.
9.3 Instrumentmodus / -menu's
Gebruik de menu's voor het bedienen van de
®
Conex
DIS. De geselecteerde menu's worden aan-
gegeven door het knipperen van de corresponde-
rende LEDs.
Maak instellingen m.b.v. invoer van codes, zie para-
graaf
9.4
Code-overzicht. Selecteer numerieke
waarden met behulp van de [Omhoog] of [Omlaag]
knop. Druk op [OK] om te bevestigen.
9.3.1 Meetmodus
In de meetmodus, wordt de actuele meetwaarden die
is aangegeven in het display met de fysieke groot-
heid.
Wanneer de meetwaarde stijgt of daalt tot onder het
geselecteerde meetbereik, dan blijft de weergegeven
waarde op de boven- of ondergrens staan en het dis-
play knippert.
9.3.2 Stopmodus
De stopmodus kan alleen worden gekozen voor
regelaars die al zijn geconfigureerd. Met stop wordt
de regelaar uitgeschakeld. De meting wordt hervat
en de meetwaarde wordt weergegeven (de Meas
LED is aan).
Regelaar stop aan/uit
De Meas LED is aan en een regelaar wordt geconfi-
gureerd.
1. Druk op de [Omhoog] knop.
De Stop- en Meas-LEDs gaan aan en de regelaar
stopt.
2. Druk op de [Omlaag] knop.
De Meas-LED gaat aan en de regelaar werkt
weer.
9.3.3 SP-menu
De grenswaarde van de regelaar kan worden inge-
steld en weergegeven in het setpointmenu. Dit menu
kan uitsluitend worden geselecteerd wanneer een
regelaar is gecodeerd met SP-toegang.
Navigatie in het setpointmenu
Zonder regelaar stop
1. Druk op de [Omlaag] knop totdat de SP-LED aan
gaat.
Met regelaar stop
1. Druk op de [Omhoog] knop totdat de SP- en
Stop-LEDs aan gaan; de regelaar stopt.
De huidige grenswaarde of het huidige setpoint
wordt weergegeven.
Wijzig de grenswaarde of het setpoint als volgt:
2. Druk op [OK].
De SP-LED knippert.
3. Selecteer de nieuwe grenswaarde of het setpoint
m.b.v. de [Omhoog] of [Omlaag] knop.
4. Druk op [OK] om de selectie te bevestigen.
5. Druk op de [Omhoog] of [Omlaag] knop totdat
alleen de Meas-LED aan is.
154
9.3.4 Codemenu
Voer alle instellingen uit in het codemenu. De code
begint altijd met een getal van twee posities voor het
codebereik. Voer andere ingangen/uitgangen in met
een code van vier posities of gebruik de [Omhoog] of
[Omlaag] knop.
Er zijn twee toegangscodeniveaus voor het code-
menu:
•
Geen rechten behalve toegang tot de Code voor
het instellen van de code en Exit om het code-
menu te verlaten. Volledige rechten met toe-
gang tot alle instellingen: Code 0086.
Navigatie in het codemenu
1. Druk op de [Omhoog] of [Omlaag] knop totdat de
Code LED aan gaat.
2. Druk op [OK].
De Code LED knippert.
3. Selecteer de twee positiebereik code met behulp
van de [Omhoog] of [Omlaag] knop.
4. Druk op [OK] om de selectie te bevestigen.
5. Lees het display of stel een waarde in of voer
positiecode met behulp van [Omhoog] of
[Omlaag] knop in, afhankelijk van het geselec-
teerde codebereik.
6. Druk op [OK] om te bevestigen.
7. Verlaat het codemenu met behulp van code 99
"Exit".
De Code LED gaat aan.
8. Druk op de [Omhoog] of [Omlaag] knop.
De Code LED gaat uit.
Raadpleeg paragrafen 9.3.7 Schakelen tussen de
menu's en 9.4 Code-overzicht.
9.3.5 Cal menu
Selecteer het kalibratiemenu om het instrument te
kaliberen. Bij inbedrijfname, wordt aanbevolen om
de kalibratie uit te voeren voorafgaande aan de con-
figuratie en parameterisatie van de regelaars.
9.3.6 Alarmmodus
Het instrument heeft een alarmwaarde, welke vrij
kan worden ingesteld binnen het meetbereik.
De alarmstatus wordt weergegeven wanneer het
alarm wordt overtreden (overschrijding of onder-
schrijding, afhankelijk van de configuratie).
De alarmfunctie heeft een vaste hysterese van 2,5 %
van het geselecteerde meetbereik.
Voor de weergave van alarmmeldingen, zie para-
graaf
10. Alarmstatussen en
foutmeldingen.