Bedieningsvoorschrift
Vacuümpompen
Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig
voor de volgende oliegesmeerde
schottenpompen: VC 200 en VC 300
De capaciteit bij vrije aanzuiging
bedraagt 200 en 300 m
3
/h bij 50 Hz.
Het verband tussen de capaciteit en
de druk is weergegeven op de maat-
schetsen D 232.
Beschrijving
De VC vacuümpompen hebben
zuigzijdig een standaard zeeffilter
en aan de uitlaatzijde een olienevel-
filter voor de terugvoer van de olie in
het smeersysteem. De pomp is voor-
zien van een beschermingskap. Een
ventilator tussen pomphuis en mo-
tor zorgt voor de intensieve koeling.
De ventilator bevindt zich in een
tegen aanraking beschermend
ventilatorhuis. Een tweede ventila-
tor binnenin de oliekoeler zorgt voor
de koeling van de olie.
Een ingebouwde terugslagklep voor-
komt het beluchten van het systeem na het uitschakelen van de vacuümpomp en voorkomt dat het pomphuis zich vult
met olie wat tot een "olieslag" kan leiden bij het starten van de vacuümpomp Een standaard gasballastventiel voorkomt
de condensatie van waterdamp in de pomp bij het aanzuigen van geringe hoeveelheden waterdamp. Bij grote
hoeveelheden waterdamp is een gasballastventiel met en versterkte werking geschikt. De aandrijving van de pomp
geschiedt door een Normmotor middels een koppeling.
Toebehoren: een vacuumregelventiel (ZRV), een extra terugslagklep (ZRK), een stofafscheider (ZFP), een vacuüm-
dicht aanzuigfilter (ZVF), een motorbeveiligingsschakelaar (ZMS) en een vacuümmeter.
Toepassing
De vacuümpompen type VC zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform
EN DIN 294 zijn volgens tabel 4 voor personen boven de 14 jaar.
Het maximale eindvacuüm (fijnvacuüm 0,5 mbar abs. of grofvacuüm 10 mbar abs) kan door de gebruiker bepaald
worden (zie instelschroef (X).
De VC is geschikt voor het evacueren van gesloten systemen of voor een continue vacuüm in de volgende bereiken:
Fijnvacuüm:
0,5 tot 100 mbar (abs.)
Grofvacuüm:
10 tot 500 mbar (abs.)
Bij een constant vacuüm buiten deze bereiken bestaat het gevaar van olieverlies uit de uitblaasopening. Bij het
evacueren van een gesloten systeem van atmosferische druk tot een bepaalde einddruk bestaat dit gevaar niet mits
de bovenstaande drukken binnen 10 minuten bereikt worden.
De aangezogen lucht mag waterdamp bevatten, maar geen water of andere vloeistoffen. Agressieve of
brandbare gassen en dampen mogen niet verpompt worden. Voor waterdamp verdraagzaamheid zie info
I 200.
Bij het verpompen van brandbare of agressieve gassen en dampen, met speciale uitvoeringen, dient men te
handelen volgens de veiligheidsvoorschrift XN 2.
Bij het verpompen van zuurstof dient men te letten op veiligheidsvoorschrift XN 3.
De omgevingstemperatuur en de temperatuur van de aangezogen lucht moeten tussen de 5° en 40° C te
liggen. Bij temperaturen buiten deze waarden verzoeken wij u contact met ons op te nemen.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn
Een tegendruk aan de uitlaatzijde is slechts tot + 0,1 bar toegestaan.
Bij toepassingen, waarbij een ongeoorloofd uitzetten of een storing van de vacuümpomp tot gevaarlijke
situaties voor personen of installaties kan leiden, moeten voldoende veiligheidsmaatregelen genomen
worden.
O
B
F
E
E
F
N
A
F
D
X
VC
VC 200
M
VC 300
F
E
E
BN 232
1.5.2000
Werner Rietschle
GmbH + Co. KG
Postfach 1260
79642 SCHOPFHEIM
GERMANY
0 76 22 / 3 92-0
Fax 0 76 22 / 39 23 00
http://www.rietschle.com
Rietschle BV
Bloemendalerweg 52
1382 KC WEESP
NETHERLANDS
02 94 / 41 86 86
Fax 02 94 / 41 17 06
E-Mail:
http://www.rietschle.nl