• Verwijder eventuele kalkafzettingen met geschikte producten.
INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD
AANWIJZINGEN VOOR DE ONDERHOUDSMONTEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk wor-
den geacht voor eventuele schade die veroorzaakt wordt door
het niet naleven van de hieronder vermelde verplichtingen.
• Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt u be-
langrijke informatie over de veiligheid bij de installatie, het
gebruik en het onderhoud van het apparaat.
• Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
• De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door
de fabrikant, in overeenstemming met de geldende veili-
gheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
• Stel het model van het apparaat vast. Het model staat aan-
gegeven op de verpakking en op het typeplaatje van het ap-
paraat.
• Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
• Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
• Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
16 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS
Zie het hoofdstuk 'Instructies voor het onderhoud'.
17 INBEDRIJFSTELLING
Na de installatie, aanpassing aan een ander gastype of on-
derhoudswerkzaamheden moet de werking van het apparaat
worden gecontroleerd. In het geval van storingen moet de pa-
ragraaf'Oplossen van storingen', verderop in deze handleiding
worden geraadpleegd.
17.1 GASAPPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
ofdstuk 'INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK', en controleer
het volgende:
• de voedingsdruk van het gas (zie de volgende paragraaf).
• de ontsteking van de branders en de goede werking van het
dampafvoersysteem.
17.1.1
CONTROLE VAN DE VOEDINGSDRUK VAN HET
GAS
• Gebruik een manometer met een resolutie van minstens 0,1
mbar.
• Demonteer het bedieningspaneel.
• Verwijder de afdichtingsschroef van de drukaansluiting PP en
verbind de manometer.
• Voer de meting uit terwijl het apparaat in werking is.
LET OP! Als de voedingsdruk van het gas niet binnen de limie-
ten (Min. - Max.) valt die worden aangegeven in de tabel T2,
moet de werking van het apparaat worden gestopt en moet u
contact opnemen met het gasbedrijf.
• Maak de manometer los en draai de afdichtingsschroef weer
helemaal in de drukaansluiting.
17.2 ELEKTRISCHE APPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
8
ofdstuk 'INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK', en controleer
het volgende:
• de stroomwaarden van elke fase.
• de inschakeling van de verwarmingselementen.
18 OPLOSSEN VAN STORINGEN
18.1
GAS BAIN-MARIE
De waakvlambrander ontsteekt niet
Mogelijke oorzaken:
• De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
• De leiding of de inspuiter is verstopt.
• De gaskraan of de gasklep is defect.
• De ontstekingsbougie is niet goed verbonden of defect.
• De ontsteker of de bougiekabel is defect.
De waakvlambrander blijft niet branden of gaat uit tijdens
het gebruik
Mogelijke oorzaken:
• De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
• De gaskraan of de gasklep is defect.
• Het thermokoppel is defect of onvoldoende verhit.
• Het thermokoppel is niet goed verbonden met de kraan of de
gasklep.
• De knop van de kraan of de gasklep wordt onvoldoende in-
gedrukt.
De hoofdbrander ontsteekt niet (ook al brandt de waakvlam)
Mogelijke oorzaken:
• De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
• De leiding of de inspuiter is verstopt.
• De gaskraan of de gasklep is defect.
• De brander is defect (uitgangsopeningen van het gas ver-
stopt).
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
• De gaskraan is defect.
18.2
ELEKTRISCHE BAIN-MARIE
Het apparaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
• De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
• De verwarmingselementen zijn defect.
• De veiligheidsthermostaat is geactiveerd.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
• De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
18.3
VERWARMDE FRITESBAK
Het apparaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
• De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
• De verwarmingselementen zijn defect.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken: