9.
INSTELLINGEN (onderhoudsmonteur)
Activeer alle aanwezige
veiligheidsvoorzieningen voordat je
het toestel begint in te stellen.
9.1.
Het instellen van de minimale waarde op de gaskraan 25-ST
Deze instellingen alleen uitvoeren als
het aangesloten gas anders is dan het
controlegas, na omzetting van het
toevoersysteem.
Voor het uitvoeren van deze instelling
dient te worden gecontroleerd, of de gasdruk
in overeenstemming is met de nominale druk
(zie tabel in de bijlage).
ID 09
B
9.2.
Instelling van de minimale waarde van ventiel 630
Deze instellingen alleen uitvoeren als
het aangesloten gas anders is dan het
controlegas, na omzetting van het
toevoersysteem.
Let er vooral op de gaskraan te sluiten
en de toegang tot voorzieningen die,
als ze geactiveerd worden, onver-
wachte gevaren voor de veiligheid en
gezondheid
betekenen, te verhinderen.
Handel op de volgende manier:
A
C
ID 13
dient te worden gecontroleerd, of de gasdruk
in overeenstemming is met de nominale druk
(zie tabel in de bijlage).
13
NEDERLANDS
van
personen
1. Sluit de gaskraan
2. Haal
de
draaiknop
gasregulator (A).
3. Draai schroef (B) los en neem het
bedieningspaneel eraf (C).
4. Injector D eruit halen en vervangen voor
de correcte injector voor dat type gas (zie
bijlage). Na instelling de schroef lakken.
5. Tot
slot
het
bedieningspaneel
monteren en de draaiknop voor de
gasregulatie (A).
D
Voor het uitvoeren van deze instelling
kunnen
van
de
NL
(C)