Nederlands
OPMERKING:
De tijd voor het opladen verschilt afhankelijk van
de omgevingstemperatuur en het spanningsvoltage.
4. Trek de stekker van het oplaadapparaat uit het
stopkontakt.
5. Houd het oplaadapparaat stevig vast en trek de
batterij er uit.
OPMERKING:
Verwijder na gebruik eerst de batterijen uit de lader
en bewaar de batterijen op de juiste manier.
Betreffende het ontladen raken van nieuwe batterij
e.d.
Aangezien bij nieuwe en langdurig niet gebruikte
batterij de chemische aktiviteit is teruggelopen, zal
de stroomopbrengst bij het eerste en tweede gebruik
slechts gering zijn. Dit is een tijdelijk verschijnsel;
de normale oplaadtijd kan hersteld worden door de
accu 2 à 3 maal bij kamer-temperatuur op te laden.
Om langdurig gebruik van de batterij te bevorderen.
(1) Laad batterij op vóórdat ze volledig uitgeput zijn.
Merkt u dat de gevoede apparatuur minder krachtig
gaat werken, onderbreek dan het gebruik en laad
de batterij op. Als u apparatuur op batterijvoeding
te lang blijft gebruiken, kan dit leiden tot teruglopen
van de batterijwerking en eventueel zelfs
beschadiging ervan.
(2) Verricht het opladen niet bij hoge temperatuur.
Een oplaadbare batterij zal onmiddellijk na gebruik
gewoonlijk erg warm zijn. Als u een dergelijke batterij
onmiddellijk gaat opladen, zal de chemische balans
in het inwendige verstord worden en zal de
levensduur van de batterij afnemen. Laat de batterij
daarom even afkoelen, voor u met opladen begint.
LET OP:
Als wordt geprobeerd de batterij op te laden terwiji
deze te warm is geworden door langdurige
blootstelling aan direkt zonlicht of onmiddellijk na
gebruik van de batterij, is het mogelijk dat het
kontrolelampje van de acculader groen oplicht.
Mocht dit zich voordoen, laat de batterij dan eerst
even afkoelen alvorens u deze oplaadt.
Wanneer het controlelampje snel in rood knippert
(vijfmaal per sekonde), neem de batterij dan uit het
oplaadapparaat en controleer de opening van de
laatste dan op de aanwezigheid van een voorwerp
dat er niet hoort. Is er geen voorwerp in de opening
aanwezig, dan is de storing waarschijnlijk te wijten
aan de oplaadbare batterij of het oplaadapparaat.
Laat deze dan controleren door een bevoegde
onderhoudsinstantie.
Aangzien de ingebouwde micoprocessor van de
UC14YFA een drietal sekonden nodig heeft om te
reageren op het loskoppelen van de batterij, dient
u minimaal drie sekonden te wachten voordat u de
batterij weer aansluit om het laden te vervolgen.
Als de batterij binnen de drie sekonden wordt
aangesloten, bastaat de kans dat deze niet goed
wordt opgeladen.
VOOR HET GEBRUIK
1. Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
37
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door
nauwkeurig de genormde voorzorgsmaatregelen op
te volgen.
BEDIENING
1. Controleer de stand van de koppelingsinstelling.
(Zie Afb. 5)
Het aantrekkoppel wordt ingesteld aan de hand van
de stand van deze koppelingsinstelling.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u één van de nummers "1, 3, 5 ... 22" op
de koppelingsinstelling, of een stip, tegenover het
driehoekje op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaatst u de
boor-markering "
tegenover het driehoekje.
LET OP:
De koppelingsinstelling mag niet in een stand worden
gezet tussen de nummers "1, 3, 5 ... 22" of de stippen
in.
Gebruik de machine niet met de koppelingsinstelling
tussen "22" en het streepje in het midden van de
boor-markering. Dit kan resulteren in beschadiging.
(Zie Afb. 6)
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekkoppel
Instelling van het aantrekkoppel van de boor dient
te gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan
neer teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt,
zal de schroef beschadigd en misschien onbruikbaar
worden. Plaats de koppelingsinstelling in een stand
die geschikt is voor de diameter van het soort
schroef in gebruik.
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet.
De machine geeft het aantrekkoppel aan met
nummers "1, 3, 5 ... 22" op de koppelingsinstelling
en stippen. Het aantrekkoppel bij stand "1" is het
kleinst en het koppel wordt groter naarmate het
nummer oploopt. (Zie Afb. 6)
(3) Instellen van het aantrekkoppel
Draai de koppelingsinstelling rond en plaats de
nummers "1, 3, 5 ... 22" op de kap, of de stippen,
tegenover het driehoekje op de machine. Draai de
koppelingsinstelling in de richting van een zwakker
of sterker aantrekkoppel overeenkomstig het koppel
dat u nodig heeft.
LET OP:
Het kan voorkomen dat de motor stopt wanneer het
apparaat als een dril gebruikt wordt.
Zorg ervoor dat de boor schroef-machine niet vast
loopt tijdens gubruik.
Wanneer te lang gedraaid wordt kan de schroef
breken.
3. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de draaisnelheid
te veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif
de toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie
Afb. 6 en 7). Door de toerenschakelaar op "LOW''
te zetten, draait de boor met lage snelheid. Wanneer
de toets "HIGH'' gezet wordt, draait de boor op
hoge snelheid.
" op de koppelingsinstelling