14
Het meten van de binnentemperatuur gebeurt door 2 sensoren in het toestel. De weergegeven temperatuur is het gemiddelde van
●
de 2 gemeten waarden. Om te voorkomen dat de binnenluchttemperatuur wordt gemeten in plaats van de temperatuur van de
bewaarde produkten, zijn de 2 sensoren ingebed in een referentie-eenheid die met vloeistof gevuld is. Hierdoor wordt de koelver-
traging van de bewaarde produkten gesimuleerd.
Het alarm wordt geactiveerd wanneer:
●
de gemiddelde waarde van de 2 gedetecteerde temperaturen niet binnen het ingestelde bereik valt (COLD-alarm - WARM-alarm).
●
een van de twee gedetecteerde temperaturen niet binnen het ingestelde bereik valt, zelfs als de gemiddelde waarde dat wel
●
doet.
beide waarden buiten het ingestelde bereik vallen.
●
Als er een alarm wordt geactiveerd, weerklinkt er een akoestisch signaal. Tegelijkertijd begint de
●
overeenkomstige alarm-LED te knipperen ("Alarm COLD" resp. "Alarm WARM"). In het display
worden afwisselend de temperatuurwaarden van de beide sensoren weergegeven.
Door de „RES"-toets in te drukken wordt het akoestisch alarm uitgeschakeld. De twee tempera-
●
tuurwaarden blijven beurtelings weergegeven en de alarm-LED blijft knipperen tot de temperatu-
uronregelmatigheid is opgeheven. Als dit niet binnen de 20 minuten gebeurt gaat het akoestisch
alarm opnieuw af.
Het alarm wordt automatisch uitgeschakeld zodra de temperatuur weer binnen de toegelaten
●
waarden valt. Om de gebruiker duidelijk te maken dat er een alarm is geweest, blijft de Mem-LED
branden tot de temperatuur wordt afgelezen via de Memory-functie.
15
De hoogste en laagste temperaturen die sinds de laatste inschakeling zijn weergegeven kunnen
●
opnieuw worden opgeroepen met behulp van de geheugenfunctie (Memory). Druk de „MEM"- en
„WARM""-toetsen tegelijk in om de hoogste temperatuur weer te geven, de „MEM"- en „COLD"-
toetsen voor de laagste temperatuur. Tijdens het weergeven van deze temperaturen brandt de
„Memory COLD"- of de „Memory WARM"-LED.
Om de opgeslagen waarden te wissen moet u de „MEM"- en „RES"-toetsen gelijktijdig indruk-
●
ken. De „Memory"- LED's gaan branden en de twee waarden worden gewist.
16
Als de netstroom wegvalt (bijv. door lostrekken van de stekker of uitvallen van de zekering), dooft de groene
●
LED op het bedienpaneel („AC OK") en gaat de rode LED („AC FAIL") branden. Bovendien weerklinkt het akoe-
stisch alarm, dat tijdelijk kan uitgeschakeld worden met de „RES"-toets.
Zolang de netstroom onderbroken blijft, wordt geen temperatuur weergegeven. De temperatuur wordt echter
●
nog wel gemeten, en de hoogste en laagste waarden kunnen worden opgeroepen zodra de netstroom hersteld
is (zie „G
").
EHEUGEN
Zonder netstroom kunnen de ingestelde gegevens niet worden gewijzigd.
●
Mocht er gedurende deze fase een temperatuurstijging optreden, dan gaat naast de rode "AC-FAIL"-LED ook de LED "Alarm-
●
WARM" knipperen.
A
LARMFUNKTIE
G
(M
EHEUGEN
EMORY
S
TORING NETSTROOM
- 32 -
TEMP
ALARM
MEMORY
TEMP
ALARM
MEMORY
TEMP
ALARM
MEMORY
)
TEMP
ALARM
MEMORY
TEMP
ALARM
MEMORY
SET
MEM
SET
SET
MEM
SET
SET
MEM
SET
SET
MEM
SET
SET
MEM
SET
I
POWER FAIL
POWER OK