de spanhendel (7.3) vastklemmen.
De klemwerking kan indien nodig via de
schroeven (7.2) bijgesteld worden.
Voor de montage van de geleiderail wordt
deze dusdanig op de pasveer (6.3) gezet dat
de rail op de oplegplaat ligt (het Festool-op-
schrift is dan van rechts af te lezen) en de
pasveer volledig in de groef zit.
In deze positie wordt de geleiderail met de
twee schroeven (6.4) met behulp van de
bijgesloten inbussleutel vastgeschroefd.
4.3
Slangbescherming
De slangbescherming (1.10) voorkomt dat
de afzuigslang en het aansluitsnoer achter
de geleiderail blijven haken.
De slangbescherming wordt op het uitein-
de van de geleiderail geplaatst en met de
draaiknop (1.11) bevestigd.
4.4
Montage van de hoekaanslag
De aanslagmaat heeft twee haaks t.o.v.
elkaar staande groeven en kan via beide
groeven aan het zwenksegment bevestigd
worden door hem op de vierkante moeren
van de bevestigingsschroeven (7.5) te plaat-
sen. Hieruit resulteert een 14 mm of een 35
mm hoog geleidingsoppervlak.
De aanslagmaat wordt met de schroeven
(7.5) dusdanig aan het zwenksegment
bevestigd dat hij ong. 35 mm boven het
segment uitsteekt. De aanslag wordt bij de
0º-instelling in gat 3 en 4 (MFT 1080: 4 en
5) van de achterste gatenrij gezet (afb. 5)
en via de knoppen van beneden tegen de
gatenplaat vastgeschroefd.
5
W e r k e n m e t d e M F T 8 0 0/
MFT 1080
5.1
Instellen van de hoekaanslag
(afb. 3)
Nadat de fi xeerpin (7.6) is opgetild kun-
nen via het zwenksegment naar believen
verstekken worden ingesteld, de vaak ge-
bruikte hoeken kunnen hierbij vergrendeld
worden.
Ter controle van de hoekigheid wordt de ge-
leiderail naar beneden gelaten zodat zij op
de aanslag ligt. Met een winkelhaak wordt
gecontroleerd of de hoek van de aanslag-
maat tot de geleiderail 90° is en indien
noodzakelijk bijgesteld.
Draai voor dit laatste de schroef (3.1) los,
stel de haakse hoek nauwkeurig in en draai
de schroef weer vast.
Voor de stabilisering van de aanslagmaat
wordt de extra klem (7.9) gebruikt.
De pasveer van de extra klem wordt dan in
de groef aan de linkerkant van het profi el-
raamwerk gezet, de rib van de extra klem
in de groef van de aanslagmaat gedraaid en
met de draaiknop vastgeschroefd.
Als de reeds ingestelde hoekaanslag naar
andere gaten verplaatst wordt, moet de
hoekigheid gecontroleerd worden.
5.2
Het instellen van de geleiderail
t.o.v. het werkstuk
Voor het zagen en frezen laat men de ge-
leiderail zover zakken dat de rail plat op het
werkstuk ligt.
Op deze manier wordt het werkstuk veilig
vastgehouden door de rail. Om te voorko-
men dat de geleiderail bij het bewerken van
smalle werkstukken kantelt, wordt in het
midden tussen werkstuk en oplegunit (4.2)
een net zo dik stuk materiaal onder de ge-
leiderail geplaatst.
5.3
Het instellen van de zaagdiepte
t.b.h. het zagen (afb. 2)
Let erop dat de zaagdiepte t.o.v. het
werkstuk steeds juist ingesteld is. Wij raden
aan de zaag-diepte 1-3 mm ruimer dan de
werkstukdikte in te stellen. Hierdoor wordt
voorkomen dat het profi elraamwerk bescha-
digd wordt.
6
Accessoires
Voor het veilig opspannen van de werkstuk-
ken worden in de leveringsomvang van de
accessoires opspansystemen zoals de vlakke
en de vertikale spanner aangeboden. De be-
stelnummers voor accessoires vindt u in de
Festool-catalogus of op het Internet onder
„www.festool.com".
6.1
Opspanelement MFT-SP (afb. 8),
bestelnr. 488030
De bouwset van het opspansysteem bestaat
uit twee vlakke spanners en twee tegen-
houders. De tegenhouders kunnen in de
plaats van de hoekaanslag in de gaten van
de achterste gatenrij gestopt worden en
met een knop van beneden vastgeschroefd
worden. De rubber bedekking zit aan de
werkstukzijde en is de tegenhouder van het
werkstuk.
In overeenstemming met de werkstukbreed-
te worden de vlakke spanners met geopend
21