In aanwezigheid van magnetische velden moet de pomp op
passende wijze afgeschermd worden. Zie de bijlage "Technical
Information" voor meer informatie
De Mini-TASK moet op een primaire pomp aangesloten zijn
(zie schema in "Technical information").
De Mini-TASK kan in alle standen worden geïnstalleerd.
Bevestig de Mini-TASK in een stabiele positie en verbind de
inlaatflens van de turbopomp met een vaste contraflens die een
koppel van 50 Nm rondom de eigen as kan verdragen.
De turbopomp met ISO inlaatflens moet aan de vacuümkamer
worden verbonden met behulp van dubbele of enkelvoudige
klemmen. De volgende tabel beschrijft, voor elke of klemtype,
het aantal benodigde klemmen en het aanhaalkoppel waarmee
ze vastgezet moeten worden.
FLENS
KLEMTYPE
ISO 63
Dubbele
klem
M10 schroefdraad
Enkelvoudige
met M8 schroefdraad
De
turbopomp
met
ConFlat
vacuümpomp worden bevestigd met behulp van de speciale
mechanische bevestigingselementen van Varian. Zie voor meer
informatie de bijlage "Technical information".
OPMERKING
De Mini-TASK kan niet met behulp van zijn eigen basis worden
bevestigd.
Zie "Technical Information" voor installatie van accessoires die
als optie verkrijgbaar zijn.
GEBRUIK
In deze paragraaf worden de belangrijkste gebruiksprocedures
vermeld.
Breng alle elektrische en pneumatische aansluitingen tot stand
alvorens het systeem te gebruiken. Tijdens de eventuele
verwarming van de vacuümkamer mag de temperatuur op de
inlaatflens niet meer dan 120° C bedragen.
Laat de pomp nooit draaien als de inlaatflens niet op de
vacuümkamer is aangesloten of als de afsluitflens niet gesloten
is.
Raak de turbopomp en eventuele accessoires niet tijdens het
verwarmen aan. De hoge temperatuur kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
!
ATTENTIE!
Vermijd
stoten
of
bruuske
turbopomp in werking is. Hierdoor kunnen de lagers namelijk
schade oplopen.
!
ATTENTIE!
Gebruik voor de "luchttoevoer" naar de pomp inert gas zonder
stof, vaste deeltjes of vocht (bijv.: stikstof). De inlaatdruk via de
hiervoor bestemde poort moet minder van 2 bar (boven de
atmosferische druk) bedragen.
NR.
AANHAAL-
KOPPEL
met
4
22 Nm
klem
4
11 Nm
inlaatflens
moet
aan
GEVAAR!
GEVAAR!
verplaatsingen
wanneer de
Wanneer de pomp wordt gebruikt voor het pompen van
brandbare,
giftige
procedures worden gevolgd die speciaal voor elk type gas zijn
opgesteld.
Gebruik de pomp niet in aanwezigheid van explosieve gassen.
Inschakeling en gebruik van de Mini-TASK
Om de Mini-TASK in te schakelen is het voldoende om
voedingsspanning te verschaffen en de externe schakelaar in de
stand ON te zetten (rood lichtje brandt). De ingebouwde
controller herkent automatisch de aanwezigheid van stroom en
start de pomp.
Bij de eerste inschakeling wordt aangeraden om de "Soft Start"
modaliteit te gebruiken, door deze op de controller te activeren.
Voor de volgende inschakelingen wordt aangeraden om de
"Soft Start" modaliteit te inactiveren. Voor het activeren van de
"Soft Start" procedure zie paragraaf "Signal Description" uit het
hoofdstuk "Technical Information".
De groene LED LD1 op het paneel van de basis van de Mini-
de
TASKgeeft door de frequentie van zijn knipperen, de
werkcondities van het systeem aan:
-
brandt onafgebroken: de pomp draait normaal;
-
knippert langzaam (periode van circa 400 ms): het systeem
is in de status "oploop" of "remmen" of "stop" of "waiting for
interlock";
-
knippert snel (periode van circa 200 ms): fouttoestand.
Zie
voor
een
bedieningspaneel van de Mini-TASK de bijlage "Technical
Information".
Afzetten van de Mini-TASK
Om de Mini-TASK uit te schakelen is het voldoende om de
externe schakelaar in de stand OFF te zetten (rode lichtje uit).
De ingebouwde controller stopt onmiddellijk de pomp.
Noodstop
Om
de
Mini-TASK
schakelen, moet de voedingskabel uit de contactstop worden
gehaald of de externe schakelaar in de stand OFF worden
gezet.
ONDERHOUD
De Mini-TASK is onderhoudsvrij. Eventuele werkzaamheden
moeten door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
Alvorens werkzaamheden aan het systeem uit te voeren, de
stekker verwijderen, de pomp met behulp van de hiervoor
bestemde klep ontluchten en wachten totdat de rotor volledig
stil staat en de oppervlaktetemperatuur van de pomp onder een
temperatuur van 50 °C is gezakt.
In geval van storing is het mogelijk om de reparatiedienst van
Varian.
Alvorens de pomp ter reparatie of ruil naar de fabrikant op te
sturen, volledig ingevuld naar het plaatselijke verkoopkantoor
worden gestuurd. Een kopie van deze kaart moet vóór
versturing bij de pomp in de verpakking worden gevoegd.
Mocht het systeem gesloopt worden, ga dan overeenkomstig
de specifieke nationale wetgeving te werk.
18
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
GEVAAR!
of
radioactieve
gassen,
gedetailleerde
beschrijving
onder
noodomstandigheden
GEVAAR!
OPMERKING
87-900-962-01(A)
moeten
de
van
het
uit
te