5. Opbouw / Bediening
Het trapplatform TP1kan individueel versteld worden en is
voorzien voor gebruik op rechte en op wenteltrappen.
Het trapplatform kan aan de verschillende hoogten en diepten
van treden aangepast worden:
Met behulp van verstelbare steunrails [C] in verticale
richting, met de eveneens verstelbare verlengingsrails [E] in
horizontale richting.
Trapplatform opstellen
1. Trapplatform met de pootjes van de beide verlengingsrails
[E-1] op een trede zetten en het draagframe [B] uitklappen.
De draagframevergrendeling [H] moet veilig arrêteren
(zie detail 1.1).
2. Met de beide arrêteerbouten [D] de steunrails [C] ontgren-
delen en uittrekken tot de vereiste lengte.
Tezelfdertijd de horizontale positie van het staoppervlak
op de waterpas controleren (zie detail 2.1).
Beide steunrails moeten vervolgens zelfstandig arrêteren
(zie detail 2.2), de pootjes [C-1] moeten veilig op de
trede liggen.
3. Indien vereist een of beide verlengingsrails [E] met de
vastzetschroef [F] ontgrendelen en uittrekken tot de
vereiste lengte.
Verlengingsrail(s) vervolgens weer vergrendelen (zie detail
3.1), de pootjes [E-1] moeten veilig op de trede liggen.
Trapplatform vóór het gebruik controleren op een veilige,
horizontale stand.
Trapladder / staladder opstellen
4. Op het trapplatform kan een willekeurige HAILO-trapladder
of HAILO-staladder met max. 4 treden centraal opgesteld
worden, zodat de treden van bovenaf betreedbaar zijn.
Bewaren van het trapplatform
5. Na het gebruik beide steunrails [C] en verlengingsrails [E]
weer inschuiven en veilig vergrendelen.
Het trapplatform met beide handen uit de draagframever-
grendeling [H] ontgrendelen, samenklappen en aan de clip
[A-1] aan de onderkant van het platform vastzetten.
NL
45