6.3 Verificatie van bescherming tegen
overtemperaturen
De juiste werking van het systeem ter bescherming
tegen overtemperatuur wordt telkens gecontroleerd
wanneer van de modus STANDBY naar BEDRIJF wordt
geschakeld. Regelmatige tests van dit systeem zijn dus
niet nodig. De volgende procedure kan echter worden
gebruikt om een OVERTEMP conditie te forceren om te
zien of het systeem ter bescherming tegen
overtemperatuur werk:
1.
Steek een D25000 Series verwarmingscassette in
de verwarmingsunit. Gebruik heet kraanwater
(46°C–50°C) en laat het hete water ongeveer 1 à
3 minuten door de cassette stromen.
2.
Sluit de verwarmingsunit aan op
wisselstroomvoeding. Het apparaat dient
onmiddellijk het akoestische alarm te laten
weerklinken en het GS-lampje te doen oplichten.
NEDERLANDS
Figuur 7—Opstelling van test
6.4 Controle van aardingsweerstand
Meet de weerstand tussen de aardingspen van de
stekker en de montageschroef op de IV-standaardklem
met een stroomlek-/aardingsweerstandtestapparaat.
De weerstand mag niet hoger zijn dan 0,50 ohm.
6.5 Stroomlektest
Meet de maximale aardlekstroom (open aarde). Meet
alle combinaties van de lijnpolariteit met de
neutraalgeleider open en gesloten. De waarden mogen
niet hoger zijn dan de volgende waarden:
FW600 neutraalgeleider gesloten ....... 150 µA
FW600 neutraalgeleider open ............. 200 µA
FW603 neutraalgeleider gesloten ....... 250 µA
FW603 neutraalgeleider open ............. 300 µA
9