bruiken met een beschadigde elektrische kabel of verleng-
snoer. Nooit gebruiken in of dichtbij water of in de nabijheid
van een gevaarlijke omgeving waar elektrische ontladin-
gen kunnen voorkomen.
2. GEBRUIK EN INSTALLATIE
2.1 INSTALLATIE
Na de compressor uitgepakt te hebben (fig. 1) en zijn
perfecte staat te hebben gecontroleerd, en zich ervan ver-
gewist te hebben dat hij geen schade heeft geleden tijdens
het transport, de volgende handelingen uitvoeren.
De wielen en het rubberen dopje op de tanken monte-
ren als ze nog niet gemonteerd zijn, volgens de instructies
weergegeven op fig. 2.
De compressor op zetten in een goed verluchte plaats,
beschermd tegen atmosferische factoren en niet in explo-
sieve omgevingen. Als het oppervlak helt is (fig.3), erop
letten dat de compressor zich niet verplaatst als hij werkt,
anders de wielen blokkeren met twee wiggen.
Om een goede verluchting en een doeltreffende afkoe-
ling te bekomen is het belangrijk dat de kettingbeschermer
van de compressor zich op minstens 50 cm van eender
welke muur (fig. 4) bevindt.
Erop letten dat de compressor op de juiste manier ver-
voerd wordt, hem niet ondersteboven keren en niet ophef-
fen met haken of touwen (fig. 5-6) .
De compressoren gemonteerd op tank met vaste
steunen, moeten niet op strakke wijze op de grond vast-
gehecht worden, men raadt aan ze te monteren met nr. 4
antivibratie steunen.
2.2 ELEKTRISCHE VERBINDING
De èènfase-compressoren worden geleverd voorzien
van elektrische kabel en tweepolige stekker + aarding. Het
is belangrijk de compressor aan te sluiten op een stopcon-
tact voorzien van aarding. (fig.7)
De driefase-compressoren moeten geÔnstalleerd
worden door een gespecialiseerd technicus.
De driefase-compressoren worden geleverd zonder
stekker. Aan de voedingskabel een elektrische stekker
met klamp met schroeven en blokkeringsband verbinden
(fig.7) verwijzend tabel B (pag.8).
Eender welke schade veroorzaakt door foute verbindin-
gen van de voeding op de lijn sluit automatische de garan-
tie op de elektrische delen uit.
Om foute verbindingen te vermijden, is het aange-
raden zich tot een gespecialiseerde technicus te wen-
den.
2.3 OPSTARTEN
Controleren of de netspanning overeenstemt met die
aangeduid op het plaatje elektrische gegevens (fig. 8), het
toegelaten tollerantieveld moet binnen de 5% liggen.
Bij het eerste opstarten in de compressoren die met
driefase-spanning werken de juiste draairichting van de
afkoelingsventilator controleren, door middel van de pijl
aangebracht op de kettingbeschermer of op de stroomli-
jnkap.
De stekker in het stopcontact steken en de compressor
opstarten door de hendel van de drukregelaar in stand "I/
ON" te brengen (fig.9).
De werking van de compressor is volledig automatisch,
bevolen door de drukregelaar die hem stilzet wanneer de
druk in de tank de maximum waarde bereikt en die hem
terug doet starten als de druk naar het minimum niveau
zakt. Normalerwijze is het verschil in druk ongeveer 2 bar
(29 psi) tussen de maximum en de minimum waarde.
Na de compressor verbonden te hebben met de elektri-
sche lijn een lading bij maximum druk uitvoeren en de jui-
ste werking van de machine nagaan.
Sommige modellen zijn uitgerust met een uitlaatklep,
om te helpen bevorderen van de volgende reboot. Een ro-
okwolk van de lucht bij het stoppen, het is normaal.
2.4 OPGELET
De motor van de compressoren is voorzien van
een automatische thermische bescherming aange-
bracht op de binnenkant van de wikkeling, die de
compressor stilzet als de temperatuur van de motor
te hoge waarden bereikt.
Als die zou tussenkomen, start de compressor te-
rug automatisch na 10 - 15 minuten.
De driefase-compressor moeten verbonden zijn
met een stopcontact beschermd met een aangepa-
ste gedifferentieerde schakelaar (magneto thermi-
sch, tab.C-pag.8).
2.5 REGELING VAN DE WERKINGSDRUK
Het is niet nodig steeds de maximum werkingsdruk te
gebruiken, meestal zelfs heeft het pneumatische gereed-
schap minder druk nodig.
Bij de compressoren voorzien van een drukreductiema-
chine is het nodig de werkingsdruk goed af te stellen.
De hendel van de drukreductiemachine loszetten door
hem naar boven te trekken, de druk instellen op de gewen-
ste waarde door de hendel met de wijzers van de klok mee
te draaien om ze te verhogen, en tegen de wijzers van de
klok om ze te verlagen, eens de optimale druk is bekomen,
de hendel vastzetten door hem naar beneden te drukken
(fig. 10).
Bij de drukreductiemachines geleverd zonder manome-
ter is de ijkingsdruk zichtbaar op de gegradueerde schaal
aangebracht op het lichaam van de reductiemachine zelf.
LET OP: Sommige drukverlagers zijn niet voorzien van
een "push to lock", zodat de knop alleen gedraaid hoeft te
worden om de druk af te stellen.
• Het is verboden de tank van de perslucht met opzet
te doorboren, te solderen of te misvormen.
• Omgevingstemperatuur voor een correcte werking
0°C +35°C.
• Zet de schakelaar tijdens pauzes in de stand «0»
(OFF) (uit).
• Let erop dat enkele onderdelen van de compressor,
zoals de kop en de toevoerleidingen, hoge temperatu-
ren kunnen bereiken. Raak deze componenten niet aan
om brandwonden te voorkomen.
•
Vervoer de compressor door hem aan de
35
2.6 LET OP
NL