5.3.1 Montage van zwaard en zaagketting
(afb. 9a-9f)
Benodigd gereedschap: ga elsleutel (pos. 31).
Verwijder de afdekking van het kettingwiel (afb.
9c, pos. K) door de bevestigingsschroef (pos. J)
los te draaien. De zaagketting (pos. 28) wordt,
zoals afgebeeld, in de rondlopende groef van het
zwaard (pos. 19) gelegd. Let op de uitrichting van
de kettingtanden (afb. 9b). Leid de zaagketting
rond het kettingwiel (pos. I). Let er daarbij op dat
de tanden van de zaagketting goed in het ket-
tingwiel grijpen. Leg het zwaard zoals getoond in
afbeelding 9b in de adapter aan de transmissie.
Het zwaard moet in de kettingspanbout (pos. H)
worden gehangen. Breng de afdekking van het
kettingwiel aan.
Opgelet! Bevestigingsschroef pas na het instel-
len van de kettingspanning (zie punt 5.3.2) deÞ ni-
tief vastdraaien.
5.3.2 Spannen van de zaagketting (afb. 9d-9f)
Opgelet! Voor controles en instelwerkzaamheden
altijd de bougiestekker uittrekken. Bevestigings-
schroef (pos. J) voor afdekking van het kettingwiel
enkele omdraaiingen losdraaien (afb. 9c). Ket-
tingspanning instellen met de kettingspanschroef
(afb. 9e, pos. L). Naar rechts draaien verhoogt de
kettingspanning, naar links draaien verlaagt de
kettingspanning. De zaagketting is juist gespan-
nen, wanneer hij in het midden van het zwaard
ca. 2 mm kan worden opgetild (afb. 9d). Bevesti-
gingsschroef voor afdekking van het kettingwiel
vastdraaien (afb. 9f).
Opgelet! Alle kettingschakels moeten zoals voor-
geschreven in de geleidegroef van het zwaard
liggen.
Aanwijzingen om de ketting te spannen
De zaagketting moet juist zijn gespannen om een
veilig bedrijf te garanderen. U herkent de optimale
spanning, wanneer de zaagketting in het mid-
den van het zwaard 2 mm kan worden opgetild.
Aangezien de ketting zich door het zagen verhit
en daardoor de lengte ervan verandert, moet u
minstens om de 10 min de kettingspanning con-
troleren en deze indien nodig regelen. Dat geldt
met name voor nieuwe zaagkettingen. Ontspan
na afgesloten werk de zaagketting, omdat deze
tijdens het afkoelen korter wordt. Zo verhindert u
dat de ketting schade oploopt.
Anl_GC_MM_52_I_AS_SPK2.indb 83
NL
5.4 Heggenschaar
Aanwijzing!
De heggenschaar kan al na de montage van de
geleidesteel (pos. 2c) worden ingezet (zie punt
5.1). Al naargelang de gewenste werkhoogte kan
het tussenstuk (pos. 2d) tussen de motoreenheid
(pos. 2) en de geleidesteel (2c) worden ingebou-
wd, zoals beschreven in punt 5.1.2.
6. Vóór inbedrijfstelling
6.1 Algemeen
Controleer vóór elke inbedrijfstelling, of:
•
het brandstofsysteem geen lekkages ver-
toont,
•
de bescherminrichtingen en de snij-inrichting
in foutloze toestand verkeren en volledig zijn,
•
alle schroefverbindingen goed vast zitten,
•
alle beweegbare delen licht bewegen.
6.1.1 Brandstof en olie
Aanbevolen brandsto en
Gebruik alleen een mengeling van loodvrije
benzine en speciale tweetakt motorolie. Meng
het brandstofmengsel aan volgens de brandstof-
mengtabel.
Aanwijzing: Gebruik geen brandstofmengsel dat
langer dan 90 dagen werd bewaard.
Aanwijzing: Gebruik geen 2-takt olie waarvoor
een mengverhouding van 100 tot 1 wordt aan-
bevolen. Bij motorschade als gevolg van on-
voldoende smering vervalt de motorgarantie van
de fabrikant.
Waarschuwing: Gebruik voor het transport en
bewaren van brandstof alleen vaten die daartoe
voorzien en toegelaten zijn.
Giet telkens de juiste hoeveelheid benzine en
tweetakt olie de meegeleverde mengß es in (zie
opgedrukte schaal). Schud vervolgens de ß es
ß ink door.
6.1.2 Brandstof-mengtabel
Mengmethode: 40 delen benzine op 1 deel olie
Benzine (E10)
1 liter
5 liter
- 83 -
2-takt olie
25 ml
125 ml
14.03.2019 16:45:02