Rietschle Thomas VACFOX VC 400 Manual Del Usuario página 18

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 25
Onderhoud en opstelling
(figuur
en
)
Bij een pomp welke op bedrijfs-
temperatuur is kunnen de delen (Q)
een temperatuur bereiken welke boven de 70
C kan liggen. Men dient deze delen niet aan
te raken.
Filterhuis (D), olievuldop (H, H1), oliepeilglas
(I), olieaftapplug (K, K1), gasballastventiel (U)
en oliefilterhuis (T) moeten goed toegankelijk
zijn. De koelluchtinlaat (E) en de koelluchtuitlaat
(F) dienen tenminste 20 cm van de dichtstbij-
zijnde wand verwijdert te zijn Uitgeblazen koel-
lucht mag niet weer aangezogen worden. Voor
onderhoudswerkzaamheden raden wij u aan
om voor het filterhuis en het oliefilterhuis 0,5 m
afstand te bewaren.
De VC vacuümpompen kunnen alleen in ho-
rizontale positie, zonder storingen gebruikt
worden.
Bij een opstelling hoger dan 1000m
boven zeeniveau kan een vermogens-
vermindering merkbaar zijn. In dat geval vragen wij u contact met ons op te nemen.
De vacuümpomp kan zonder verankering op een vaste ondergrond worden opgesteld. Indien de pomp op een frame wordt gemonteerd adviseren
wij een bevestiging middels trillingsdempers. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
en
)
Bij de opstelling en het gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Vacuümaansluiting bij (A) bevind zich op het filterhuis (D).
De aangezogen lucht wordt door uitblaasopening (B) uitgeblazen of middels een slang of leiding weggevoerd worden.
Een te kleine of een te lange zuigleiding vermindert de capaciteit van de vacuümpomp.
De uitblaasopening (B) mag niet afgesloten worden en mag geen restricties hebben.
2. De smeerolie (voor geschikte oliesoorten zie "onderhoud") in de olievulopening (H) van het oliecarter vullen tot de bovenste markering van het
oliepeilglas (I). Oliekoeler via (H1) vullen. Openingen weer sluiten.
3. De elektrische motorgegevens bevinden zich op het typeplaatje (N) of op het motorplaatje. De motoren voldoen aan DIN/VDE 0530 en hebben
beschermklasse IP 54 en isolatieklasse B of F. Het aansluitschema bevindt zich in de aansluitkast van de
voorzien is van een stekkeraansluiting. Men dient de motorgegevens te vergelijken met het aanwezige elektriciteitsnet (stroomsoort, spanning,
netfrequentie, toelaatbare stroomsterkte).
4. De motor dient middels een motorbeveiligingsschakelaar te worden aangesloten op het elektriciteitsnet (voor de beveiliging van de motor dient
de motorbeveiligingsschakelaar, voor het vastzetten van de kabel dient de PG-schroef).
We adviseren het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar welke tijdvertragend uitschakelt, afhankelijk van een
amperage. Kortstondige elektrische overbelasting kan tijdens het starten optreden.
5. Bij meer dan 4 starts per uur adviseren wij het gebruik van een soft starter (ZAD).
De elektrische aansluiting mag alleen door een erkende installateur worden uitgevoerd waarbij de richtlijnen volgens NEN
dienen te worden aangehouden.
Inbedrijfname (figuur
en
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (draairichtingspijl (O)).
2. Zuigleiding bij (A) aansluiten.
3. Motor na eventuele correctie van de draairichting opnieuw starten en na 2 minuten weer
uitschakelen om de ontbrekende olie weer aan te vullen (oliepijlglas (l)). Indien vulopening (H
niet toegangelijk is dient het navullen bij (H) herhaald te worden tot de oliekoeler geheel gevuld
is. De olievuldop mag niet tijdens een draaiende pomp geopend worden.
4. De instelling van het vacuüm kan door het draaien van de regelknop geschieden aan de hand
van de op de knop vermelde draairichting. (zie figuur
5. Een vacuumregelventiel (optioneel)kan gebruikt worden om het eindvacuüm te regelen. De
beperkingen zijn omschreven in het gedeelte TOEPASSING.
Gevaren voor het bedienend personeel
1. Geluidsniveau: Het maximale geluidsniveau (ongunstigste richting en belasting) is overeen-
komstig 3.GSGV volgens DIN 45635
adviseren, bij een voortdurend oponthoud in de nabijheid van de draaiende pomp, gehoor-
beschermende middelen te gebruiken om een blijvende beschadiging van het gehoor te
vermijden.
2. Oliedampen in de uitblaaslucht: Ondanks de best mogelijke olieafscheiding door de
olienevelafscheider zal de uitgeblazen lucht geringe olieresten bevatten die door reuk zijn vast
te stellen. Door een continue inademen van deze dampen kan schadelijk zijn voor de gezond-
heid. Men dient daarom te zorgen voor een goede ventilatie van de opstellingsruimte.
Q
T
)
).
paragraaf 13 gemeten en is in de tabel vermeld. Wij
U
W
O
B
Q
motor, dit vervalt indien de motor
)
1
X
Fijnvacuüm: 0,5 tot 100 mbar (abs.)
X
Grofvacuüm: 10 tot 500 mbar (abs.)
eventuele te hoog
1010
loading