5
Inbedrijfstelling, ijking en werking
5.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de gasstraat moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel, vol-
gens de aanduidingen in deze handleiding en in
AANDACHT
overeenstemming met de geldende normen en
wetsbepalingen.
5.2
Regeling van de drukstabilisator
Ijk de drukregelaar door de regelschroef te draaien met behulp
van een schroevendraaier: wanneer rechtsom wordt gedraaid,
wordt de toename van de uitgaande druk verkregen; wanneer
linksom wordt gedraaid, wordt een afname van de druk verkre-
gen.
Wanneer de gewenste nominale drukwaarde wordt bereikt, moet
de afdekplaat gesloten worden en moet een loodje aangebracht
worden op de uiteinden van de draad (door de passerende ring
kort te laten).
De actie van de drukstabilisator is doeltreffender hoe groter het
drukverlies p is tussen de ingang en de uitgang van de stabili-
sator; de functionaliteit vergroot bovendien bij de toename van de
downstream druk, die kan verkregen worden, compatibel met de
andere vereisten voor de functionering en de beschikbaarheid
5.3
Regeling ventielen
Het vermogen van de trage ontsteking (fase van opening van
het ventiel) moet geregeld worden nadat de afdekplaat 5)(Fig. 1,
pag. 4) is losgedraaid, door de onderstaande schroef in de ge-
paste zin +/- te draaien; de afdekplaat zelf kan gebruikt worden
als gereedschap, door deze om te keren.
Het regimevermogen wordt geleidelijk aan bereikt vanaf het ont-
stekingsvermogen na de handeling van de hydraulische rem; Het
regimevermogen kan geregeld worden door de moer 6) in de
richting + / - te draaien nadat de niet-verzegelde schroef 7) werd
losgedraaid.
5.4
Optimalisering van het vermogen
De optimale functionering van de Multibloc kan verkregen wor-
den door eerst op de opening van het ventiel te handelen en door
daarna de stabilisator te regelen om het gevraagde vermogen te
5.5
Regeling minimum gasdrukschakelaar
Raadpleeg de handleiding van de brander.
5.6
Gasdichtingscontrole vps 504 (indien aanwezig)
Het systeem van de dichtingscontrole van de ventielen 9)(Fig. 1,
pag. 4) is verplicht op straten voor de voeding van branders die
een maximum vermogen van meer dan 1200 kW hebben.
Deze dichtingscontrole werkt door tussen de twee kleppen een
overdruk van ongeveer 20 mbar t.o.v. de bovenstroomse druk te
veroorzaken; de controletijd is afhankelijk van het volume dat on-
der druk gezet moet worden en van de bovenstroomse druk en
varieert van 10 tot 26 seconden.
Het oplichten van het gele controlelampje bevestigt een positieve
uitslag van de controle, terwijl een negatieve uitslag, met daaruit-
volgende vergrendeling, kenbaar gemaakt wordt door het rode
licht; de vergrendeling blijft behouden zolang de dichtingscontro-
le onder spanning blijft.
20049141
Inbedrijfstelling, ijking en werking
van druk in het netwerk, door de opening van de downstream
ventielen te beperken.
5.2.1
Indien de straat is verbonden op voedingslijnen waarin het gas
een variabel drukkoppel kan hebben ten opzichte van het calori-
sche gasvermogen, moet de stabilisator uitgesloten worden
door de daarvoor bestemde kit aan te brengen.
In elk geval moet op de brander een minimum gasdrukschake-
laar met automatische reset gemonteerd worden, indien deze
niet aanwezig is, door deze elektrisch aan te sluiten op de ther-
mostatische serie en correct te ijken.
Er wordt alleszins aanbevolen om dit vermogen te ijken door op
de druk na de stabilisator te handelen; volgens de eerder ge-
maakte beschouwingen over de functionaliteit van de drukstabi-
lisator, wordt een optimale functionering van de ventielen
verkregen wanneer deze helemaal geopend zijn: zoek dus het
beste compromis tussen de vereisten van de stabilisator en die
van de ventielen.
verkrijgen. Indien deze niet wordt verkregen, moeten de net be-
schreven handelingen herhaald worden.
Een functionele controle kan uitgevoerd worden door de schroef
van het drukmeetpunt p
trole los te draaien; de dichtingscontrole moet vergrendeld worden.
De zekering kan bereikt worden door de afdekplaat te verwijde-
ren, die zich nabij de stopcontacten van de elektrische aanslui-
ting bevindt, met behulp van een schroevendraaier; een
reservezekering bevindt zich in het bovenste deel van de dich-
tingscontrole onder de dop.
10
NL
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
AANDACHT
Drukkoppels
van het apparaat vóór de dichtingscon-
a
Het is mogelijk de dichtingscontrole te monteren
op de gasstraten die hier niet van voorzien zijn,
hiervoor moet u de speciale kit aanvragen.
AANDACHT