4.2 Het aanpassen van
de dijbeenlengte
1. Meet de femurlengte van de patiënt
op van de trochanter major tot de
buitenste gewrichtspleet van de knie.
(Afbeelding A)
2. Breng de slede in de uitgangspositie
(zie 4.1).
3. Stel nu de gemeten waarde in op de
femurschaal (3) van de bewegingsle-
de in:
- Draai beide stelschroeven los (4)
- Trek de schalen (3) tot de gewenste
lengte uit.
- Maak de lengte-instelling weer met
de stelschroeven vast (4)
PAS OP!
Beschadigingen aan het apparaat –
Probeer niet het uitschuifbare
gedeelte helemaal uit de femur-
schaal te trekken.
4.3 Het aanpassen van
de draagsledes
1. Breng de draagsledes (1, 6 en 11)
voordat u er het been van de patiënt
erop legt zoveel mogelijk in de te
verwachten positie.
- De voetplaat (11) stelt u in op de
lengte van het onderbeen van de
patiënt door het losdraaien van
de stelschroef (8) (afbeelding C).
Door het losmaken van de klemhen-
del (13) past u de voetplaat aan voor
de rotatie en hoogte van de patiënt
(afbeelding D).
Door het losdraaien van de
stelschroeven (12) past u de hellings-
hoek aan aan de voet van de patiënt
(draai de stelschroeven meerdere
slagen los, zodat de voetplaat zon-
der weerstand versteld kan worden).
Voor kleinere patiënten kan de
bevestigingsbeugel van de voetplaat
180° omgedraaid worden (afbeelding
H), zodat de voetplaat ook aangepast
kan worden voor kortere onderbeen-
lengtes:
• Maak de klemhendel los (13) en
verwijder de voetplaat (11).
• Draai de stelschroeven los (12).
• Draai de bevestigingsbeugel 180°.
• Breng de voetplaat weer aan aan
de beugel en sluit de klemhendel.
133