Afb. 12
te verbeteren, brengt u een kleine hoeveelheid
tandpasta aan op de metalen punt.
• Metalen of keramische oppervlakken kunnen
niet worden gebruikt als aanraakpunten voor
de tandsondes. Voor pulpa-onderzoek gese-
lecteerde tanden moeten voldoende blootlig-
gend glazuur of dentine hebben om de sonde
contact te laten maken zonder de gingiva of
een metalen restauratie te raken. In bepaalde
gevallen kan hiervoor het gebruik van een pre-
cisiesonde (meegeleverd) nodig zijn.
Vitaliteitstest met de Digitest 3
pulpatester
1. Om de eenheid te activeren houdt u de start-
knop (Afb. 12) een halve seconde ingedrukt en
laat u de knop los. Als de knop wordt ingedrukt,
toont het scherm één rij horizontale balken als
de stimulusfrequentie is ingesteld op "LANG-
ZAAM", twee rijen voor "GEMIDDELD" of drie
rijen voor "SNEL" (Afb. 13).
2. Als de gewenste stimulusmodus wordt
weergegeven, kan de vitaliteitstest worden
voortgezet, zoals beschreven in Stap 4.
3. Als u de stimulusmodus wil wijzigen, drukt
u gewoon op de knop en de modus zal ve-
randeren nadat u de knop hebt losgelaten.
OPMERKING: Het hulpmiddel onthoudt de
laatste instelling van de stimulusmodus, zelfs
als het hulpmiddel is uitgeschakeld.
4. Plaats de met tandpasta bedekte punt van de
tandsonde in het midden van het labiale of lin-
guale oppervlak van de tand. Vermijd weke del-
en en restauraties zoals kronen, amalgaam of
composieten.
5. Houd de knop ingedrukt en het nummer op
het scherm gaat omhoog om aan te geven
dat er een zachte stimulus op de tand wordt
toegepast.
6. Wanneer de patiënt aangeeft dat hij de stimu-
lus voelt, moet u niet langer op de knop druk-
ken. Als de knop wordt losgelaten, stopt de test
en bevriest het digitale scherm. Het scherm bli-
jft na het loslaten van de druk ongeveer 14 sec-
onden verlicht, wat genoeg tijd is om de sonde
54
Afb. 13
LANGZAAM
7. De maximale stimuluswaarde is 64. Zelfs als
8. Om de diagnose te bevestigen, moet een over-
Klinische observaties
• Het is niet mogelijk om een "tabel met nor-
GEMIDDELD
uit contact met de tand te halen en het nummer
te registreren waarop de patiënt iets voelde.
er op dit niveau geen reactie is, kan de tand
nog steeds vitaal zijn. Geen gevoel bij dit num-
mer kan er gewoon op wijzen dat de tand niet
reageert op het moment van de test, mogelijk
door een trauma. Aangezien het echter bek-
end is dat tanden herstellen van traumatisch
letsel vele dagen nadat ze een "niet vitale" met-
ing hebben ondergaan, zijn vervolgtesten bij-
na altijd geïndiceerd na een eerste meting. Als
deze waarde meerdere bezoeken aanhoudt,
kan worden aangenomen dat de tand niet vita-
al is. Deze conclusie moet echter altijd worden
bevestigd door een andere geaccepteerde en-
dodontische testmethode.
eenkomstige controletand in dezelfde boog
worden getest. Molaren moeten worden ge-
koppeld aan molaren, premolaren aan pre-
molaren, hoektanden aan hoektanden en
snijtanden aan snijtanden. Als dit niet mogeli-
jk is omdat tanden ontbreken, endodontisch
zijn behandeld of volledige bedekkende restau-
raties hebben, moet een vergelijkbare tand in
de tegenoverliggende boog worden gebruikt.
• Testtip: Combineer de "over de lip"- en
"vinger vasthouden"-testmethoden
niet. Voor elke patiënt moet de gekozen
methode consistent blijven gedurende
het hele testproces bij die patiënt. Als
halverwege de test wordt besloten om
van methode te veranderen, moet de hele
test worden overgedaan.
male waarden" voor pulpatesters op te stel-
len, omdat er geen "normale waarden" zijn bij
pulpatesten. In plaats daarvan moet de tand-
arts opeenvolgende vergelijkingen uitvoeren
tussen het object en de controletand tijdens
opeenvolgende controlebezoeken, waarbij hij
observeert hoe de metingen veranderen naar-
mate de tijd vordert. Door gebruik te maken
SNEL