Circulatiepomp Hoog efficiënte verwarming
De fabrieksinstelling is geschikt voor alle installaties; het is echter mogelijk om een an-
dere werkingsstrategie in te stellen, op basis van de eigenschappen van de installatie.
Waarde Dp-v
Proportionele prevalentie
Min
.
1
I
4
7
III
fig. 18
- Waarde Dp-v Proportionele prevalentie (fig. 18)
De Prevalentie van de circulatiepomp zal automatisch beperkt worden bij de afname van
het door de installatie gevraagde debiet. Deze waarde blijkt optimaal voor installaties
met radiatoren (2 buizen of een enkele buis) en/of thermostaatkleppen.
De sterke punten zijn de beperking van elektriciteitsverbruik bij de afname van de vraag
van de installatie en de vermindering van het lawaai op radiatoren en/of thermostaatk-
leppen. Het werkingsbereik loopt van minimum (1) tot maximum (7).
- Waarde Vaste snelheid (fig. 19)
De circulatiepomp moduleert het eigen vermogen niet. Het werkingsprincipe is dat van
de traditionele circulatiepompen met 3 snelheden (met een beperking van het elektrici-
teitsverbruik ten opzichte daarvan). Het werkingsbereik loopt van snelheid 1 (I) tot
snelheid 3 (III).
Kenmerken van het water van de installatie
Bij een waterhardheidsgraad van meer dan 25° Fr (1°F = 10ppm CaCO3), is het nood-
zakelijk dat het water op passende wijze behandeld wordt om afzettingen in de verwar-
mingsketel te voorkomen. Na behandeling mag de hardheidsgraad niet minder dan 15°F
bedragen (DPR 236/88 betreffende gebruik van water bestemd voor consumptie).
Behandeling van het water is onontbeerlijk bij uitgebreide installaties of bij frequente in-
voer van suppletiewater in de installatie.
B
Indien er een waterontharder bij de inlaat van het koude water van de verwar-
mingsketel wordt geïnstalleerd, dient u erop te letten dat de hardheidsgraad
niet te laag wordt daar de magnesiumanode van de boiler daardoor sneller
achteruit kan gaan.
Antivriessysteem, antivriesmiddel, additieven en remmende stoffen
De verwarmingsketel is uitgerust met een antivriessysteem, dat de ketel inschakelt in ve-
rwarmingsmodus wanneer de temperatuur van het toevoerwater onder de 6 °C daalt.
Het systeem functioneert niet wanneer het apparaat niet van stroom en/of gas wordt vo-
orzien. Het gebruik van antivriesmiddelen, additieven en remmende stoffen is, indien no-
odzakelijk, uitsluitend toegestaan indien de fabrikant van dergelijke vloeistof of
additieven garant staat voor het feit dat zijn producten voor het betreffende doel geschikt
zijn en geen schade veroorzaken aan de warmtewisselaar of aan overige componenten
en/of materialen van verwarmingsketel en installatie. Het is verboden antivriesmiddelen,
additieven en remmende stoffen te gebruiken die bestemd zijn voor algemene doelein-
den en niet specifiek bedoeld voor verwarmingsinstallaties en ongeschikt voor het ma-
teriaal waaruit verwarmingsketel en installatie samengesteld zijn.
3.4 Aansluiting van de brander
De brander is uitgerust met slangen en een filter voor aansluiting op de olietoevoerlei-
ding. fig. 20Laat de slangen uit de achterwand steken en installeer het filter zoals ver-
meld in .
fig. 20 - Installatie brandstoffilter
92
NL
Waarde
Vaste snelheid
Min
.
1
4
II
7
fig. 19
Het olietoevoercircuit moet tot stand gebracht worden volgens een van onderstaande
schema's, waarbij de in de tabel weergegeven lengte van de leidingen (LMAX) niet over-
schreden mag worden.
I
II
III
cod. 3541I360 - Rev. 02 - 04/2018
ATLAS 25 K 100 UNIT
fig. 21 - Zwaartekrachtvoeding
fig. 22 - Voeding door aanzuiging
fig. 23 - Sifonvoeding
fig. 24 - Ringvoeding