1.1 - VOORAFGAANDE CONTROLES EN IDENTIFICATIE VAN HET GEBRUIK
Vergeet niet dat geen aansprakelijkheid wordt aanvaard in geval van storingen veroorzaakt door een verkeerde installatie of slecht
onderhoud. Voor de installatie moet u dus nagaan of de structuur geschikt en conform is met de geldende normen en indien nodig alle
vereiste structurele wijzigingen aanbrengen om aan de veiligheidsnormen te voldoen en de zones te beschermen waar verplettering,
amputatie, meeslepen mogelijk is. Controleren of:
•
Een automatisering van de deur mogelijk is (controleer de documentatie van de deur). Check of de structuur van de deur stevig is en
geschikt is voor een automatisering.
•
De deur is voorzien van valbeveiligingssystemen (onafhankelijk van het ophangsysteem).
•
De deur veilig en functioneel is.
•
De deur moet zonder wrijvingspunten vrij geopend en gesloten kunnen worden.
•
De deur moet zowel voor als na de automatisering in evenwicht gebracht worden. Als de deur in om het even welke stand wordt
gestopt, mag ze niet meer bewegen. Regel eventueel de veren of de tegengewichten.
•
Bevestig de motor stabiel en met geschikt materiaal.
•
Indien nodig de structurele berekeningen uitvoeren en bij het technisch informatieblad voegen.
•
Wij adviseren om de overbrengingsmotor in het midden van de deur te installeren, een zijdelingse afwijking van max. 100 mm is
toegelaten, vereist om de boog 162504 te installeren.
•
Bij een kanteldeur controleren of de minimumafstand tussen het spoor en de deur niet kleiner is dan 20 mm.
Let op: Het minimaal veiligheidsniveau is afhankelijk van het soort gebruik. Raadpleeg het volgende schema:
TYPE BEDIENINGSORGANEN
VOOR ACTIVERING
Bediening hold tot run
Afstandsbediening en sluiting op
zicht (bijv. infrarood)
Afstandsbediening en sluiting
niet op zicht (bijv. radiogolven)
Automatische bediening (bijv.
getimede bediening van de
sluiting)
GROEP 1 - Slechts een beperkt aantal mensen is geautoriseerd tot het gebruik en de sluiting vindt niet in een openbare zone plaats
Een voorbeeld van dit type zijn hekken binnen bedrijven, waarvan de gebruikers alleen de werknemers zijn, of een deel daarvan, die op
adequate wijze geïnformeerd zijn.
GROEP 2 - Slechts een beperkt aantal mensen is geautoriseerd tot het gebruik maar in dit geval vindt de sluiting niet in een openbare zone
plaats. Een voorbeeld kan een bedrijfshek zijn dat toegang op een openbare weg heeft en dat alleen door de werknemers gebruikt kan
worden.
GROEP 3 - Ongeacht wie kan de geautomatiseerde sluiting gebruiken, die zich dus op openbare grond bevindt. Bijvoorbeeld de
toegangspoort van een supermarkt of een kantoor of ziekenhuis.
BESCHERMING A - De sluiting wordt geactiveerd met een bedieningsknop hold to run, dus zo lang de knop ingedrukt blijft.
BESCHERMING B - De sluiting wordt geactiveerd met een bedieningsorgaan hold tot run, een keuzeschakelaar met sleutel of iets
dergelijks, om gebruik door onbevoegden te voorkomen.
BESCHERMING C - Beperking van de krachten van de vleugel van de poort of het hek. Dit betekent dat de impactkracht binnen een door
de norm vastgestelde curve moet liggen als het hek een obstakel treft.
BESCHERMING D - Voorzieningen, zoals fotocellen, die erop gericht zijn de aanwezigheid van mensen of obstakels te detecteren. Ze
kunnen alleen aan één zijde, dan wel aan beide zijden van de poort of het hek actief zijn.
BESCHERMING E - Gevoelige voorzieningen, zoals voetenplanken of immateriële barrières, die erop gericht zijn de aanwezigheid van een
mens te detecteren en die zo geïnstalleerd zijn dat deze op geen enkele manier door de bewegende hekvleugel geraakt kan worden. Deze
voorzieningen moeten actief zijn in de gehele "gevarenzone" van het hek. Onder "gevarenzone" verstaat de Machinerichtlijn iedere zone
binnenin en/of in de nabijheid van een machine waarin de aanwezigheid van een blootgestelde persoon een risico voor diens veiligheid en
gezondheid vormt.
De risicoanalyse moet rekening houden met alle gevarenzones van de automatisering, die op passende wijze afgeschermd en
aangeduid moeten worden.
Breng op een zichtbare plaats een bord aan met de identificatiegegevens van de gemotoriseerde poort of hek.
De installateur moet alle informatie over de automatische werking, de noodopening van de gemotoriseerde poort of hek en
het onderhoud verstrekken en aan de gebruiker overhandigen.
GROEP 1
Geïnformeerde mensen
(gebruik in particuliere zone)
A
C of E
C of E
C en D of E
TYPE GEBRUIK VAN DE SLUITING
GROEP 2
Geïnformeerde mensen
(gebruik in openbare zone)
B
C of E
C en D of E
C en D of E
- 75 -
GROEP 3
Geïnformeerde mensen
(onbeperkt gebruik)
Is niet mogelijk
C en D of E
C en D of E
C en D of E