De te koelen omgevingslucht wordt via openingen met een
totaal oppervlak van min. 300 cm² door het apparaat weer uit
de binnenruimte van het voertuig aangezogen.
De circulerende lucht wordt tijdens de werking van het
apparaat gereinigd en gedroogd. Daarom moet bij mon-
tage in de buitenste stuwruimten (bijv. dubbele bodem) door
passende maatregelen worden gegarandeerd dat de te koelen
lucht uit het interieur van het voertuig wordt gezogen. De aan-
zuiging van buitenlucht kan de werking van de airconditioning
uitermate nadelig beïnvloeden.
Het toestel indien mogelijk zodanig plaatsen dat het voertuig-
chassis tussen de luchtinlaat (LE) en luchtuitlaat (LA) ligt.
Het inbouwsjabloon in de voor de inbouw bestemde opberg-
kast leggen en de ruimte voor de vloeropeningen controleren.
De airconditioner moet aan de zijkant een minimumafstand
van 20 mm en aan de achterkant 30 mm tot wanden resp.
meubeldelen hebben, om geluidsoverdracht tijdens werking
te vermijden. Aan de voorkant bedraagt de minimumafstand
200 mm, om het wisselen van de pluis-/deeltjesfilter mogelijk
te maken.
De openingen in de voertuigvloer moeten vrij toegan-
kelijk zijn en mogen niet door erachter liggende chas-
sisdelen en dergelijke worden bedekt! Deze mogen niet in het
spatbereik van de wielen liggen, evt. spatlappen aanbrengen.
Inbouw van het aircosysteem
Inbouwsjabloon in de opbergruimte leggen en vastzetten.
De bevestigingsgaten voor de 2 montagehoekijzers (2 – HW)
en voor de 2 bevestigingshoeken aan de zijkant (3) markeren.
11
Ø 50 mm
2
1
De vloeropening „LE" voor de toevoerlucht-aanvoer, „LA"
voor de toevoerlucht-afvoer en „KO" voor de condenswater-
afvoer markeren.
Het sjabloon wegnemen en de afgetekende vloeropeningen
uitzagen.
Vóór het boren altijd letten op erachter liggende resp.
blind gelegde kabels, gasleidingen, chassisdelen en
dergelijke!
Vervolgens de snijvlakken bij de openingen in de voertuigvloer
verzegelen met tectyl.
De 2 bevestigingshoekijzers (3) aan de zijkant met elk
2 schroeven en de 2 montagehoekijzers (2 – HW – been moet
naar buiten wijzen!) met elk 3 schroeven vastschroeven.
Aansluitstomp (11) voor de condenswater-afvoer (KO) van
bovenaf plaatsen.
42
3
2
3
KO
LA
LE
5
De aansluitstomp (11) voor de condenswater-afvoer van on-
deraf rondom helemaa afdichten met carosserie-afdichtings-
materiaal.
Let er bij de montage van het toestel absoluut op
dat de aansluitstomp (11) van de condenswater-
afvoer zich in de uitsparing op de toestelbodem bevindt.
Anders bestaat het risico, dat water in het interieur
komt! Om een correcte luchtcirculatie te waarborgen,
moeten de openingen in de toestelbodem en vloer
precies over elkaar liggen. Wordt hier niet op gelet,
dan is een correct functioneren van het toestel niet
gewaarborgd!
p
n
10
7
8
9
2
1
De spanband (4) door de 2 bevestigingshoekijzers (3) leiden –
spanband wijst met de tekst naar de vloer.
Airconditioning in de opbergruimte tussen de montagehoek-
ijzers (2 – HW) en de bevestigingshoeken (3) plaatsen. Aircon-
ditioning met de spanband (4) bevestigen. Let er daarbij op
dat de spanband in de hiervoor bestemde uitsparingen op het
toestel valt. De spanband (4) volgens de afbeelding door de
gesp (6) voeren en vasttrekken.
De airconditioner moet aan alle kanten met de bijge-
voegde hoekijzers worden bevestigd, om abusievelijk
wegglijden bij krachtige bewegingen (b.v. sterk remmen) te
vermijden.
De beide bodemroosters (5) voor „LE" en „LA" van onderaf
aan de voertuigbodem bevestigen met geschikte schroeven
of klemmen (niet bij de levering inbegrepen).
Verdeling van de koude lucht
en circulatieterugvoer
Verdeling van de koude lucht
Op alle drie uitstromers voor koude lucht van het toestel
(7, 8 + 9) moet telkens een koude-luchtbuis KR 65 Ø 65 mm
(10) met minimaal één uitlaat worden aangesloten.
De koudeluchtbuizen (10) in de koudeluchtuitstromers op het
toestel schuiven en naar de luchtafvoeropeningen leggen. Let
erop dat de koudeluchtbuizen in de koudeluchtuitstromers
goed vast worden gezet. Als toebehoren biedt Truma t.b.v.
geluidsreductie een geluiddemper voor montage in het koude-
luchtsysteem aan (art.-nr. 40040-60100).
Als uitstromers voor de gekoelde lucht in het voertuiginterieur
zijn het zwenkbare mondstuk SCW 2 (zwart – art.-nr. 39971-01
of beige – art.-nr. 39971-02), het eindstuk EN-O art.-nr. 40171-
07) met lamelinzetstuk LA (art.-nr. 40721-01/02/03/04/05) of
de rechthoekige ventilator RL (art.-nr. 40280-01) met het aan-
sluitstuk ANH (art.-nr. 40290-02) geschikt.
4
6
4
3
3
11
LE
LA
5