nl
NEDERLANDS
Voorkom dat de machine stof en spaanders
op wervelt of naar binnen zuigt. De machine
na het uitschakelen pas wegleggen wanneer de
motor tot stilstand is gekomen.
Machines met schakelschuif:
Inschakelen: Schakelschuif (5) naar voren
schuiven. Voor een continue inschakeling
vervolgens naar beneden klappen tot hij vast klikt.
Uitschakelen: Op het achterste uiteinde van de
schakelschuif (5) drukken en loslaten.
8.2
Toerental instellen
Met de stelknop (7) kan het toerental vooraf worden
ingesteld en traploos worden veranderd.
De standen 1-6 komen bij benadering overeen met
het volgende toerental bij nullast:
1 ........ 4500 / min
2 ........ 6200 / min
3 ........ 8100 / min
De VC-elektronica maakt materiaalgericht werken
en een vrijwel constant toerental mogelijk, ook
onder belasting.
Toerentalaanbevelingen voor verschillende
materialen:
Aluminium, koper, messing ........................... 4-6
Staal tot 400 N/mm2...................................... 4-6
Staal tot 600 N/mm2...................................... 3-5
Staal tot 900 N/mm2...................................... 2-4
Edelstaal ....................................................... 1-3
De optimale instelling is het beste vast te stellen
door deze in de praktijk uit te proberen.
8.3
Tips voor het werk
Opmerking: voor het bewerken van dunne platen
(>=0,7mm) de aanloopring (afhankelijk van de
uitvoering, bestelnr.: 3.16.06.608.0) aanbrengen.
Handleiding van de aanloopring in acht nemen.
1. Wisselplaten (22) controleren. Beschadigde of
versleten wisselplaten vervangen.
2. Geleiderandhoogte instellen (zie hoofdstuk 7.2).
3. Houd de machine altijd met beide handen aan
de hiervoor bestemde handgrepen vast, zorg
ervoor dat u stevig staat en werk
geconcentreerd.
4. Eerst inschakelen, dan de machine met het
steunvlak (19) op het werkstuk plaatsen en dan
het inzetgereedschap langzaam in het werkstuk
leiden.
5. Bij het frezen altijd in tegengestelde richting (zie
afbeelding) werken. Anders bestaat het gevaar
op een terugslag. Met matige, het te bewerken
materiaal resp. het geselecteerde toerental
aangepaste werktoevoer frezen. Door een te
laag geselecteerd toerental en/of een te hoge
werktoevoer kunnen sterke vibraties (aan de
machine) optreden. Niet schuin wegdraaien,
niet drukken, niet slingeren.
32
5
I
0
4....... 9500 / min
5....... 10800 / min
6....... 11500 / min
6. De machine zo sturen, dat de parallelle aanslag
(18) tegen het werkstuk ligt. Als zonder de
parallelle aanslag wordt gewerkt: De machine zo
sturen, dat de kogellager-frictiering (21) tegen
het werkstuk ligt.
7. Het werk beëindigen: Inzetgereedschap
wegbrengen van het werkstuk, de machine
uitschakelen. Motor tot stilstand laten komen,
machine weg leggen.
9. Onderhoud
9.1
Wisselplaten vervangen
Controleer regelmatig de wisselplaathouder (24).
Beschadigde of versleten wisselplaathouders laten
repareren/vervangen.
Controleer regelmatig alle wisselplaten (22).
Beschadigde of versleten wisselplaten vervangen.
Accupack uit de machine halen / stekker uit
het stopcontact trekken voordat u het
apparaat instelt, ombouwt, reinigt of er onderhoud
aan pleegt.
Wisselplaten, wisselplaathouder, werkstuk en
spaanders kunnen heet zijn na het werken.
Draag veiligheidshandschoenen.
Draai resp. vervang bot geworden
wisselplaten of dergelijke waarvan de coating
is versleten op tijd. Botte wisselplaten verhogen het
gevaar dat de machine blijft steken en niet meer te
bedienen is.
Altijd alle wisselplaten draaien of vervangen.
Alleen door Metabo toegestane wisselplaten
gebruiken. Zie het hoofdstuk Accessoires.
1. Door de instelring (15) tot aan de aanslag te
draaien, de wisselplaathouder (24) maximaal
wijd eruit draaien - daardoor kunnen de
wisselplaten goed worden bereikt.
2. De asvergrendelingsknop (2) indrukken en de
wisselplaathouder (15) met de hand draaien tot
de spindelvastzetknop hoorbaar inklikt. (2)
Asvergrendelingsknop (2) ingedrukt houden.
3. Bevestigingsschroef (23) eruit draaien en de
wisselplaat (22) verwijderen.
4. Wisselplaat draaien of, als alle messen bot zijn,
een nieuwe wisselplaat plaatsen.
5. Wisselplaat (22) weer vastdraaien met
bevestigingsschroef (23). Draaimoment: 5 Nm.
6. De instelring (15) in de tegengestelde richting
draaien, zodat de wisselplaathouder (24) zich
weer op het normale werkbereik bevindt. (Zodat
de maximaal toegestane geleiderandhoogte
niet wordt overschreden zie hoofdstuk
Technische gegevens).