Las en snij kabels
Om de effecten van de elektromagnetische velden zo klein moge-
lijk te houden dient u de hieronder staande richtlijnen te volgen:
- Houdt de laskabel en de aardkabel zoveel mogelijk bij elkaar
opgerold.
- Vermijdt dat de laskabels rond uw lichaam draaien.
- Vermijdt dat u tussen de aard- en de laskabel in staat, (houdt
beide aan één kant).
- De kabels moeten zo kort mogelijk gehouden worden, bij
elkaar gehouden op of zo dicht mogelijk bij de grond.
- Plaats de apparatuur op enige afstand van de werkplek.
- Houdt de kabels ver verwijderd van andere kabels.
Geaarde verbinding van de installatie
Het wordt aanbevolen alle verbindingen van alle metalen onder-
delen in de las- snijmachine en in de omgeving ervan te aarden.
Deze verbindingen dienen te zijn gemaakt volgens de plaatselijk
geldende veiligheids regels.
Het werkstuk aarden
Wanneer het werkstuk niet geaard is vanwege elektrische veilig-
heid , de afmeting of de plaats waar het staat kan het aarden
van het werkstuk de straling verminderen. Het is belangrijk
er aan te denken dat het aarden van het werkstuk zowel het
gevaar voor de lasser op ongelukken als schade aan andere
apparatuur niet mag vergroten.
Het aarden moet volgens de plaatselijke veiligheidsvoorschriften
gebeuren.
Afscherming
Door het selectief afschermen van andere kabels en apparatuur
in de directe omgeving kunnen de storingsproblemen afnemen.
Bij speciale toepassingen kan het worden overwogen de gehele
lasplaats af te schermen.
2 HET INSTALLEREN
Het installeren dient te worden gedaan door vak-
kundig personeel met instemming van de fabri-
kant.
Overtuigt u ervan dat de stroom is uitgeschakeld
voordat u gaat installeren.
2.1 Inbedrijfstelling
Alvorens met de werkzaamheden aan te vangen moeten de
volgende controles en handelingen uitgevoerd worden:
1. Controleer of de generator uit is.
2. Controleer of alle delen van de toorts efficiënt zijn. De juiste
montagevolgorde van de onderdelen van de toorts is: 1-2-3-4-5.
3. Gebruik, voor de montage van de elektrode (num.2) een
sleutel maar draai hem niet te stevig vast omdat zo de
schroefdraad van de componenten zou kunnen beschadi-
gen. De elektrode mag pas losgedraaid worden nadat de
luchtstroom na het snijden opgehouden is en dus met reeds
afgekoelde elektrode.
4. Controleer de staat van de luchtverspreider (num.3), waarvan
de gaatjes altijd vrij van verstoppingen moeten zijn; door het
gebruik van een defecte luchtverspreider zou er een overver-
hitting veroorzaakt kunnen worden waardoor de componen-
ten van de toortseenheid beschadigd zouden worden.
5. Controleer, met gemonteerde reserveonderdelen, of, als het
externe mondstuk (num.5) aan de toortseenheid gedraaid
wordt, het bijbehorende alarm op de generator uitgescha-
keld wordt; controleer teneinde of, als het mondstuk losge-
draaid wordt, dit alarm ingrijpt; deze controles moeten met
ingeschakelde generator uitgevoerd worden erop lettend de
toortsknop niet in te drukken.
6. De gebruikte perslucht moet gefiltreerd zijn en schoon
gehouden worden; vochtige lucht, olie en andere vervui-
lende stoffen moeten verwijderd worden door middel van
geschikte drogers en filters die de olie tegenhouden. Zo is de
toorts gereed voor de snijwerkzaamheden.
In ieder geval moet ook hetgeen in de handleiding van de
generator voorgeschreven wordt in acht genomen wor-
den, vooral dat wat in de paragrafen "Waarschuwing",
"Aansluiting" en "Onderhoud" staat.
2.2 Gebruik van de toorts
Schakel de stroombron in, verzeker u ervan dat de LED lampjes
goed werken. Als de toorts niet compleet is, niet goed gemon-
teerd of als de druk van de perslucht te laag is dan wel totaal
ontbreekt, dan lichten de LEDs op, om de afwijking aan te
geven. De stroombron wordt uitgeschakeld tot de afwijking is
hersteld.
Raadpleeg "Inbedrijfstelling" in de handleiding van de generator.
55