Werkdruk en volume instellen
Druk-/volumeregeling aan de
pompeenheid
De reguleringsspindel in de richting van
de wijzers van de klok draaien: De
werkdruk verhogen (MAX).
De reguleringsspindel tegen de wijzers
van de klok in draaien: De werkdruk re-
duceren (MIN).
Druk-/volumeregeling aan het
handspuitpistool
apparaatschakelaar op max. 98 °C in-
stellen.
Werkdruk aan de pompeenheid instel-
len op de maximumwaarde.
Werkdruk en volume door draaien
(traploos) van de druk-/volumeregeling
aan het handspuitpistool instellen (+/-).
GEVAAR
Bij het instellen van de druk-/kwantiteitsre-
geling erop letten, dat de schroefverbinding
van de straalbuis niet losgaat.
Instructie: Wanneer langdurig met gere-
duceerde druk moet worden gewerkt, de
druk aan de pompeenheid instellen.
Werken met reinigingsmiddel
– Ter milieubescherming zuinig omsprin-
gen met reinigingsmiddelen.
– Het reinigingsmiddel moet geschikt zijn
voor het te reinigen oppervlak.
Met behulp van het reinigingsmiddel-
doseerapparaat de concentratie van
het reinigingsmiddel volgens de gege-
vens van de fabrikant inschakelen.
Instructie: Richtwaarden aan het bedie-
ningspaneel bij een maximale werkdruk.
Tip: Wanneer schoonmaakmiddel uit een
extern reservoir opgezogen moet worden,
de zuigslang voor schoonmaakmiddel door
de uitsparing naar buiten leiden.
Druk/temperatuur en reinigingsmiddel-
concentratie instellen volgens het te rei-
nigen oppervlak.
Instructie: Hogedrukstaal altijd eerst van
grotere afstand op het te reinigen object
richten, om schade door te hoge druk te
vermijden.
Aanbevolen reinigingsmethode
– Vuil losmaken:
reinigingsmiddel zuinig verdelen en
1...5 minuten laten inwerken, maar niet
laten drogen.
– Vuil verwijderen:
losgekomen vuil met hogedrukstraal af-
spoelen.
Werking met koud water
Verwijderen van lichte verontreinigingen en
schoonspoelen, bijv.: tuingereedschap, ter-
ras, werktuigen, enz.
Werkdruk indien nodig instellen.
Het apparaat werkt in het zuinigste tempe-
ratuurbereik (max. 60 C).
Werken met heet water / stoom
Wij bevelen de volgende reinigingstempe-
raturen aan:
– Lichte verontreinigingen
30-50 °C
– Eiwithoudende verontreinigingen, bijv.
in de levensmiddelindustrie
max. 60 °C
– Reiniging motorvoertuigen, machines
60-90 °C
– Deconserveren, sterk vethoudende
verontreinigingen
100-110 °C
– Ontdooien van aanvullende middelen,
gedeeltelijk gevelreiniging
tot 140 °C
NL
– 8
Reinigen
Eco-modus
87