Algemene aanwijzingen:
Gebruik het apparaat altijd met een koudemiddelfilter om beschadiging van de compres-
sor te vermijden!
Het apparaat kan worden bestuurd middels een niveausensor. Recuperatieflessen met deze
functie zijn echter niet in alle landen beschikbaar. Voor deze functie is een zogenaamde OFP
kabel (oranje) meegeleverd. Als het afzuigapparaat en de recuperatiefles middels deze kabel
worden verbonden, schakelt het systeem automatisch uit en gaat de OFP LED branden zodra
de fles voor 80 % is gevuld. Als de kabel alleen op het apparaat is aangesloten en niet op de
fles, dan kan het apparaat niet worden gestart.
Berg het apparaat altijd op met gesloten aansluitingen en zet de bedieningsknop in de
stand CLOSE!
Algemene instellingen:
Kalibrering van de druksensoren:
Het apparaat heeft een handmatige kalibreringsfunctie. Als het display een druk aangeeft, hoe-
wel er geen apparaat is aangesloten, kunnen de sensoren weer op 0 bar worden gezet.
Houd voor het kalibreren de menu-knop gedurende 5 seconden ingedrukt. Er is een ge-
luidssignaal te horen dat aangeeft dat de sensoren naar 0 worden gereset.
NB: kalibreren is alleen mogelijk wanneer de weergegeven druk lager is dan 2 bar.
Uitschakeling bij lage druk:
Het apparaat is voorzien van een lage-druk-uitschakelfunctie (wordt bij -20inHg geactiveerd) die
de interne componenten beschermt tegen het gebruik van het apparaat zonder smeermiddelen
en de evacuatie van de koelinstallatie verhindert. Bij het bereiken van deze waarde gaat het LP
lampje branden. Voor deze uitschakeling zijn er verschillende modi beschikbaar:
a. Lp0: Bij het bereiken van -20inHg schakelt het apparaat niet uit (LET OP: geen bescherming
van de interne componenten)
b. Lp1: Zodra de grenswaarde gedurende 20 seconden is bereikt, schakelt het apparaat auto-
matisch uit
c. Lp2: Zodra de grenswaarde gedurende 20 seconden is bereikt, schakelt het apparaat auto-
matisch uit. Zodra de druk weer toeneemt en hoger wordt dan 0 bar, schakelt het apparaat
weer in. Deze modus is standaard bij levering ingesteld.
Voor het instellen van de verschillende modi gaat u als volgt te werk:
Houd de menu-knop gedurende circa 8 seconden ingedrukt. Na 5 seconden is een geluids-
signaal te horen dat op het kalibreren van de sensoren duidt. Houd de menu-knop echter
verder ingedrukt.
Na 8 seconden verschijnt de actueel geselecteerde modus op het display. Door het snel aantik-
ken van de menu-knop kunt u de verschillende modi activeren. Als u circa 3 seconden niet op
de knop drukt, dan wordt de actueel gekozen waarde opgeslagen.
4.3
Bediening
Standaard-vloeistof-/gas-recuperatie:
Controleer of de operationele omstandigheden van de installatie correct zijn.
Let erop, dat alle aansluitingen juist en stevig aangedraaid zijn!
Open de vloeistofaansluiting van de recuperatiefles.
Zorg ervoor dat de bedieningsknop in de stand 'Recover' staat.
Open de uitlaataansluiting van de installatie.
Open de hoge-druk-aansluiting van de drukmeterset (indien aangesloten). Het openen van
de vloeistofaansluiting zorgt ervoor dat de vloeistof uit de installatie wordt verwijderd. Open,
na het verwijderen van de vloeistof, voor het aftappen van de installatie, de lagedrukaanslui-
ting van de drukmeterset.
Sluit de installatie aan op een geschikte uitgang (zie typeplaatje op de installatie).
Druk op de 'aan/uit-knop' om de compressor in te schakelen.
42
NEDERLANDS