De motor vooral uitwendig altijd schoonhouden, vooral de omgeving van geluiddemper
en cilinder moet altijd vrij van vreemde voorwerpen zijn (bijv. grasresten). Uitlaat en
motor bereiken tijdens het gebruik zeer hoge temperaturen. Brandbare vreemde
voorwerpen zoals loof, gras enz. kunnen ontbranden.
Ook een foutloze koeling is alleen gegarandeerd als de cilinderribben steeds
schoon zijn.
BELANGRIJK
De motor nooit met een hogedrukreiniger of een normale waterstraal reinigen.
Beschadigingen en dure reparaties kunnen het gevolg zijn.
Olie wisselen (Afbeelding Y1 + Y2 + Y )
INSTRUCTIE
Om het milieu te beschermen adviseren wij de olieverversing door een
vakwerkplaats te laten uitvoeren.
De eerste olieverversing bij nieuwe motor is vereist na ca. 5 bedrijfsuren.
Later ongeveer om de 50 bedrijfsuren of minstens eenmaal per seizoen.
Regelmatig het oliepeil controleren. Om de 8 uur of vóór het starten van de motor
het oliepeil controleren.
–
Voordat de motor of het apparaat worden gekanteld om olie weg te laten lopen,
de benzinetank leegmaken en de motor laten lopen tot hij stopt wegens
brandstofgebrek.
–
Motor uitzetten en bougiestekker (1) verwijderen Y .
–
De brandstofkraan (2) sluiten Y2 .
–
De olie verversen, zolang de motor warm is.
–
Om de olie te verversen, de in de rijrichting vooraan liggende olievulschroef (4)
losdraaien Y1 .
–
De verticuteerder zo kantelen, dat de oude olie in een opvangbak terechtkomt.
Oude olie niet in de riolering of in de grond terecht laten komen, maar
verwerken conform de plaatselijke voorschriften.
–
Zet de verticuteerder rechtop en draai de olievulschroef (4) weer vast Y1 .
–
Verse motorolie ingieten (zie hoofdstuk Oliepeil controleren en olie bijvullen,
afbeelding Y1 ).
Schoonmaken resp. vervangen van de luchtfilter (Afbeelding W )
BELANGRIJK
Nooit de motor met gedemonteerd luchtfilter starten of laten lopen.
–
De moer (1) op het luchtfilterdeksel (2) losdraaien en de afdekking verwijderen.
–
De bevestigingsmoer (3) verwijderen en het filter (4) afnemen. Het voorfilter (5)
van het papieren filterelement aftrekken.
–
Papieren filterelement om de 25 bedrijfsuren reinigen.
Bij lichte vervuiling uitkloppen; bij sterke vervuiling of beschadiging vervangen.
Papieren filter niet schoonblazen met perslucht. Niet oliën.
–
Het voorfilter om de 25 bedrijfsuren reinigen.
Voorfilter in warm water wassen met vloeibaar reinigingsmiddel, uitspoelen,
overtollig water uitpersen en goed in de lucht laten drogen. Het voorfilter niet oliën.
–
Het droge voorfilter op het papieren filterelement schuiven. Erop letten dat de
afdichting (6) op de luchtfilterplaat (8) in het midden ten opzichte van de
steekbout (7) ligt.
–
Het papieren filterelement met gemonteerd voorfilter op de steekbout (7) en de
luchtfilterplaat (8) plaatsen. Opletten dat het filter goed in de filterplaat grijpt.
Het filter met de moer (3) bevestigen.
–
De afdekking (2) op het luchtfilter plaatsen en met de moer (1) vast op de
luchtfilterplaat (8) bevestigen.
Bij ongunstige gebruiksomstandigheden (sterke stofontwikkeling) moet elke keer na het
verticuteren worden gereinigd. Papieren filterelement en voorfilter elk jaar vervangen.
(Bestelnr. filterelement en voorfilter zie originele reserveonderdelen en accessoires)
Reinigen van de afzettingskap (afbeelding W1 )
–
De brandstofkraan (1) sluiten.
–
De afzettingskap (3) en de O-ring (2) verwijderen.
–
De afzettingskap (3) en de O-ring (2) om de 100 bedrijfsuren of om de 6 maanden
reinigen met een niet-brandbaar oplosmiddel en aansluitend drogen.
–
De O-ring (2) in de brandstofklep aanbrengen en de afzettingskap (3) installeren.
De afzettingskap (3) vastdraaien.
–
Brandstofkraan (1) openen en op dichtheid controleren. De O-ring (2) vervangen
als er een lekkage optreedt.
Controle van de bougie (Afbeelding Y )
Om de slijtage van de bougie te controleren, bougiestekker (1) verwijderen en de
bougie (2) losschroeven. Als de elektrode sterk versleten is, dient de bougie in elk geval
te worden vervangen (bestelnummer: zie originele reserveonderdelen en accessoires).
Anders is het voldoende om de bougie schoon te maken met een staalborstel en de
afstand tussen de elektroden in te stellen tussen 0,70 en 0,80 mm. De bougie
(op omkeerring letten) met de hand in de motor vastschroeven en met een dopsleutel
handvast monteren. Bougiestekker aanbrengen. De bougie elk jaar vervangen.
Overwinteren van de motor volgens voorschrift (of bij langdurige
stilstand)
–
Benzinetank legen en de motor laten draaien tot hij stopt wegens brandstofgebrek.
–
Opvangbak voor benzine met trechter onder carburateur zetten W2 .
–
Aftapschroef van de carburateur (4) en afzettingskap (3) verwijderen en
brandstofkraan (1) openen W2 .
–
Nadat alle benzine is weggelopen, afzettingskap (3) en aftapschroef van de
carburateur (4) vastdraaien. Let er telkens op dat de O-ring (2) en de afdichting (5)
gemonteerd zijn W2 .
–
Motor uitzetten en bougiestekker (1) verwijderen Y .
–
De brandstofkraan (2) sluiten Y2 .
–
Zolang de motor nog warm is, olie aftappen en verse motorolie ingieten
(zie hoofdstuk Olieverversing).
–
Gras- en maaigoedafzettingen van de cilinder en cilinderribben, onder de
motorafdekking (7) en rond de geluiddemper verwijderen.
–
Het apparaat altijd in schone toestand in een gesloten, droge ruimte, buiten het
bereik van kinderen bewaren.
19 OORZAKEN VAN STORINGEN EN HET VERHELPEN
DAARVAN
Storingen
Mogelijke oorzaken
Kabel niet verbonden
Motor slaat niet aan
met de kortsluitkabel aan
de motor.
Schakelbeugel niet tegen
het bovenste gedeelte
van de duwstang aan
getrokken.
Brandstofkraan is
gesloten.
Chokehendel aan de
motor in de bedrijfsstand.
Brandstoftank leeg.
Bougiestekker los.
Bougie defect resp. vuil
of elektroden opgebrand.
Motor krijgt te veel
benzine (bougie nat).
Luchtfilter vuil.
Brandstoftank leeg.
Motor gaat uit
Oliepeil te laag.
Apparaat helt te sterk
zijwaarts.
Luchtfilter vuil.
Motorvermogen
neemt af
Bougie verkoold.
48
Oplossing
De stekkerhulzen aan het
uiteinde van de kortsluitkabel
met de losse einden van de
kortsluitkabel aan de motor
aansluiten N1 .
Schakelbeugel tegen het
bovenstuk van de stang aan
trekken en vasthouden A2 .
Brandstofkraan
opendraaien S2 .
Chokehendel aan de motor
op stand
"Choke"
schuiven S2 (zie "Starten
van de motor").
Zuivere en nieuwe brandstof
natanken.
Bougiestekker plaatsen of
door een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.
Bougie vervangen of
reinigen, afstand tussen de
elektroden instellen tussen
0,70 en 0,80 mm Y .
Door een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.
Luchtfilter schoonmaken
resp. vervangen W .
Zuivere en nieuwe brandstof
natanken.
Olie bijvullen.
Deze motor is uitgerust met
een oliepeilsensor. Als het
oliepeil te laag is, wordt de
motor uitgeschakeld.
Machine niet te sterk
zijwaarts kantelen.
Deze motor is uitgerust met
een oliepeilsensor. Als het
oliepeil te laag is, wordt de
motor uitgeschakeld.
Luchtfilter schoonmaken
resp. vervangen W .
Door een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.