14 Kalibratie doorvoeren
• Het vereiste kalibratiegewicht voorbereiden, zie hoofdstuk 1.
Het gewicht van het gebruikte kalibratiegewicht is afhankelijk van het
weegbereik van de weegschaal/ het telsysteem. De kalibratie dient zo nodig
te worden uitgevoerd met gebruik van een kalibratiegewicht zo gelijk mogelijk
aan de maximale last. Informatie betreffende controlegewichten kan in
internet worden gevonden onder:
• Voor stabiele omgevingsomstandigheden zorgen. Vereiste opwarmingstijd
verzekeren (zie hoofdstuk 1) voor de stabilisatie van de weegschaal.
• Om fouten tijdens bepaling van het aantal stuks te voorkomen dienen beide
weegschalen te worden gekalibreerd met gebruik van dezelfde waarde van
de valversnelling.
Door niet opvolgen van deze aanbeveling ontstaan er fouten in het optellen!
14.1 Modellen CFS 300-3, CFS 3K-5
De weegschaal aanzetten en tijdens de zelfdiagnose de
toets
drukken.
Met de cijfertoetsen het wachtwoord invoeren:
Vier keer nul "0000" als standaardwachtwoord invoeren,
of het gebruikerswachtwoord invoeren (invoer, zie
parameter "Pin", hoofdstuk 13).
Met de toets
Met de toets
referentieweegschaal kiezen. De afgelezen aanduiding
[] duidt de actieve weegschaal aan.
Bij toepassing als een telsysteem dienen zowel de
kwantiteits- als ook de referentieweegschaal te worden
gekalibreerd. Het kalibratieproces dient voor beide
weegschalen te worden uitgevoerd.
Indien nodig bij de nulaanduiding van de weegschaal met
de toets
waarmee de kalibratie dient te worden uitgevoerd. De
afgelezen aanduiding [] duidt de actuele weegeenheid
aan.
Met de toets
62
Bediening
de ingevoerde gegevens bevestigen.
de kwantiteitsweegschaal of de
de weegeenheid [kg/ lb] kiezen
bevestigen.
http://www.kern-sohn.com
CFS/CCS-BA-nl-1523
Aanduiding
"Pin"
"Pin" "----"
"tECH" "LoCAL"
"tECH" "rEmotE"
"tECH" "Unit"