Nederlands
6.2 Hydraulische aansluiting
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp! Bij het SE-model moet de slang voor
het starten van de pomp met water worden
gevuld (zie fig. 8).
De TWI5-pompen zijn normaalzuigend.
Bij gebruik van stalen buizen met schroefdraad-
koppeling of halfstijve polyethyleenbuis van
hoge dichtheid mag de diameter van de leiding
niet kleiner zijn dan de diameter van de aanslui-
ting op de pomp.
Bij gebruik van halfstijve buizen moet de pomp
via de aan het pomphuis bevestigde draagkabel
worden ondersteund.
Op de pompuitlaat en voor de afsluitschuif moet
absoluut een terugslagklep worden aangebracht.
6.3 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrocutie!
De elektrische aansluiting moet door een erken-
de installateur worden uitgevoerd conform de
geldende lokale voorschriften.
De stroomvoorziening van de pomp moet met een
lekstroom-veiligheidsinrichting uitgerust zijn die
bij max. 30 mA geactiveerd wordt. Indien de kabel
wordt beschadigd, moet deze door een gekwalifi-
ceerde elektromonteur vervangen worden.
- Soort stroom en spanning van de netspannings-
aansluiting controleren.
- Houdt de specificaties op de typeplaat van de
pomp aan.
WAARSCHUWING! Let erop dat de aarding cor-
rect aangesloten wordt.
- De pomp met draaistroommotor wordt geleverd
met een 20 m lange kabel, die moet worden aan-
gesloten op een beveiligingsinrichting of een
schakelkast (elektrische aansluiting conform het
schakelschema in de inbouw- en bedienings-
voorschriften van de schakelkast).
- De motoren moeten met een veiligheidsschake-
laar uitgerust zijn die op de stroom ingesteld is
die op het typeplaatje van de motor staat. Om de
stroomvoorziening te garanderen, moet een vei-
ligheidsschakelaar geactiveerd zijn (type aM).
HINWEIS: the single-phase pumps have an over-
current protection, integrated into the
- De pomp met wisselspanningsmotor heeft een
netvoedingskabel en wordt met een condensa-
torkast en een thermische beveiliging geleverd.
Deze kast moet met de hiervoor bedoelde kabel
op het net worden aangesloten.
- Er moet een vlotterschakelaar of een drukschake-
laar worden aangesloten.
WAARSCHUWING! Daartoe vóór het openen van
het huis de pomp van de netstroom scheiden.
De bruggen verwijderen en in plaats daarvan de
voedingskabel van de in-/uitschakelaar en, voor
zover aanwezig, de aarde aansluiten. Zie het sche-
ma in de klemmenkast voor instructies omtrent de
elektrische aansluiting.
- Hoogteregeling: Gewaarborgd moet worden, dat
30
All manuals and user guides at all-guides.com
box.
bij een uitgeschakelde pomp het waterpeil boven
de zuigkorf altijd 150 mm is (zie fig. 3a).
7. Inbedrijfstelling
7.1 Draairichting
AANWIJZING: De bij een gesloten afsluiter op de
uitgang van het gat gemeten druk komt overeen
met de opvoerhoogte van de pomp bij een
debiet nul, minus de hoogte tussen het opname-
punt en het waterpeil.
Wisselstroom 230 V: Geen gevaar voor een ver-
keerde draairichting.
Draaistroom 400 V: Om te bepalen, of de pomp
in de juiste draairichting draait, hoeft alleen de
pompdruk te worden gecontroleerd. De juiste
draairichting genereert de hoogste pompdruk.
Het is ook mogelijk, de pompdruk bij een geslo-
ten schuif te meten en de gemeten druk aan de
gewenste druk in te regelen.
Bij een verkeerde draairichting moeten twee wil-
lekeurige fasen in de schakelkast of op de bevei-
ligingsschakelaar worden omgewisseld.
7.2 Bedrijf
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp! De pomp mag nooit drooglopen resp.
met een gesloten afsluiter worden gebruikt.
Wilo is niet aansprakelijk en biedt geen garantie
voor schade, die veroorzaakt is door drooglopen
van de pomp.
- Er moet voor gezorgd worden dat bij het vullen
van de put of tijdens de installatie van de pomp
de vlotterschakelaar vrij beweegbaar is.
- Alle elektrische aansluitingen, elektrische veilig-
heidsinrichtingen en zekeringswaarden moeten
nogmaals worden gecontroleerd.
- De stroomwaarde op iedere fase-aansluiting
meten en de meetwaarde vergelijken met de
nominale waarden op de typeplaat.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp! De opgegeven nom. motorstroom-
waarden mogen niet worden overschreden.
- Na het onderdompelen van de pomp in water
moet de pomp meerdere malen aan- en uitge-
schakeld worden, om de in de pomp achter-
gebleven lucht eruit te persen.
- Onder bepaalde omstandigheden is het nodig,
een gat van Ø 3 mm in de persleiding te boren
(zie fig. 3), om een betere ontluchting te realise-
ren.
- De voedingsspanning bij draaiende motor meten.
AANWIJZING: Voor de toegestane spannings-
tolerantie zie punt 5.2.
WILO SE 04/2013