Reiniging en algemene onder-
houdswerkzaamheden
Voor reinigings- en onderhouds-
werken aan de onderkant van het
apparaat kantelt u het apparaat
naar achteren, zodat de bougie
naar boven steekt.
Zorg ervoor dat een tweede per-
soon het apparaat vasthoudt, om-
dat het risico bestaat dat het terug
kantelt.
Kantel het apparaat niet opzij of
voorwaarts. Bedrijfsvloeistoffen
kunnen uitlopen en de motor kan
beschadigd worden..
•
Houd het apparaat steeds netjes.
Gebruik om te reinigen een borstel of
een doek, maar geen bijtende reini-
gings- of oplosmiddelen.
Gebruik om te reinigen van de motor
geen water, het zou de brandstofin-
stallatie kunnen verontreinigen.
•
De blade-behuizing schoon te maken
kan op de top van huisvesting (
een worden verbonden met slang
(zie fig.
33).
•
Verwijder na het maaien vastklevende
plantenresten met een stuk hout of
plastic. Reinig in het bijzonder de ven-
tilatieopeningen (
opening en het bereik van de messen
(zie ook „Mes reinigen").
Gebruik geen harde of puntige voor-
werpen, u zou het apparaat kunnen
beschadigen.
•
Smeer de wielen van tijd tot tijd met
olie in.
•
Controleer de grasmaaier telkens vóór
gebruik op zichtbare gebreken zoals
losse, versleten of beschadigde on-
derdelen. Ga de vaste zitting van alle
moeren, bouten en schroeven na.
17)
12),de uitwerp-
•
Controleer afdekkingen en bescher-
mingsinrichtingen (
op beschadigingen en correcte zitting.
Wissel deze eventueel uit.
Luchtfilter uitwisselen
Bedien het apparaat nooit zonder
luchtfilter. Stof en vuil geraken
anders in de motor en leiden tot
beschadigingen aan de machine
1. Trek de bougiestekker (
eraf (zie „Bougie onderhou-
den").
2. Open de luchtfilterbox (10) en
neem er de luchtfilter (11) uit.
3. Reinig de luchtfilter (11) in een
sopje en laat hem drogen.
Kneed enkele druppels verse
motorolie in de luchtfilter.
4. Vervang een defecte luchtfilter
door een nieuwe luchtfilter (zie
„Vervangstukken/accessoires").
5. Voor de montage zet u de lucht-
filter (11) in de luchtfilterbox (10)
en sluit die opnieuw.
Bougie wisselen / instellen
Versleten bougies of een te grote
ontstekingsafstand leiden tot een
vermindering van het vermogen
van de motor.
1. Trek de bougiedop (13) af door
gelijktijdig aan de bougie te trek-
ken en te draaien..
2. Schroef de bougie (14) te gen
de richting van de wijzers van
de klok in uit.
3. Kijk de ontstekingsafstand met
behulp van een (in de gespeci-
aliseerde handel verkrijgbaar)
NL
3, 12, 15, 23)
13)
73