3
De in de fabriek op 3 bar achterdruk (bij standaarduitvoering) ingestelde reduceerklep
wordt spanningsvrij in de buisleiding gemonteerd. Er wordt aanbevolen een
stabilisatieweg van 5 x D aan te houden.
De doorstromingsrichting moet overeenstemmen met de pijl op de behuizing.
De montagepositie is willekeurig.
De buisleiding moet voor de montage van de reduceerklep zorgvuldig worden door-
gespoeld zodat door het medium meegevoerde verontreinigingen de correcte functie
niet kunnen belemmeren.
De manometers worden in de aansluitstomp geschroefd met hennep of afdichtband
en geven aan welke achterdruk (afb. 681/481/682/482) resp. welke voor- en achter-
druk (afb. 682/482 DN 65 en DN 80) aanwezig is.
Het instellen van de gewenste achterdruk vindt plaats door het draaien van de instel-
spil bij rustende druk (nul verbruik).
Door de instelspil naar rechts te draaien wordt de achterdruk verhoogd en door naar
links draaien gereduceerd. Bij het instellen moet er rekening mee worden gehouden
dat de bij nulverbruik ingestelde einddruk bij het afnemen van water door druk- en
wrijvingsverliezen naar gelang de afnamehoeveelheid nog daalt. De op de achter-
drukzijde geplaatste manometer maakt de controle van de ingestelde streefwaarde
mogelijk.
Opgelet!!!
Voor de inbedrijfstelling van de reduceerklep moet gewaarborgd zijn dat beide
manometeraansluitingen op de behuizing door middel van de manometer of
afsluitstop zijn afgedicht.
4
Afhankelijk van de toepassingsomstandigheden moet het apparaat in overeen-
komstige intervallen gecontroleerd worden om eventuele foutieve functies te
verhelpen die kunnen ontstaan door verontreiniging en natuurlijke slijtage.
Een jaarlijkse inspectie conform DIN 1988-8 moet door de exploitant/het installatie-
bedrijf worden uitgeoverd.
Opgelet!!!
Bij montagewerkzaamheden aan de reduceerklep moet het betreffende installatie-
deel in elk geval drukloos worden gemaakt en naar gelang het medium worden
leeggemaakt. Bij hoge temperaturen moet de afkoeling op omgevingstemperatuur
worden afgewacht.
Montage en instelling
Onderhoud