9.1
Eerste inbedrijfstelling
1.
Montageplaat en pomp op gewenste plek en inbouwsituatie monteren.
Ä Hoofdstuk 7 „Montage en installatie" op pagina 38
2.
Hydraulische aansluiting herstellen.
Ä Hoofdstuk 7.2.1 „Hydraulische installatie" op pagina 43
3.
Indien nodig elektrische aansluitingen voor signaalingangen herstellen.
Ä Hoofdstuk 7.2.2 „Elektrische installatie" op pagina 50
4.
Netwerkstekker (af fabriek voorgemonteerd) met de stroomtoevoer verbinden.
5.
Pomp met „AAN/UIT-toets"
6.
Taalkeuze uitvoeren:
Ä Hoofdstuk 9.2 „Taalkeuze" op pagina 140
7.
Modus instellen: Zie
8.
Systeem ontluchten: Zie
op pagina 141
9.
Kalibratie bij eerste inbedrijfstelling uitvoeren:
zie
Ä Hoofdstuk 9.4 „Kalibratie bij eerste ingebruikname" op pagina 142
inschakelen .
VOORZICHTIG!
Bij de eerste start van de pomp is er GEEN TOEGANGSCODE
geactiveerd!
Om niet-reglementair en / of onopzettelijk wijzigen van de
systeemparameters uit te sluiten, moet de pomp door de geïntegreerde
meertrapse [toegangscode] worden beschermd. We adviseren bij de
eerste configuratie de [toegangscode] te activeren en de ingestelde
wachtwoorden uitsluitend aan bevoegde personen ter beschikking te
Ä Hoofdstuk 8.8.4 „Toegangscode" op pagina 95
stellen:
Door het instellen van de toegangscode wordt de pomp ook
voor de ongeoorloofde toegang via een door Bluetooth verbonden
smartphone beschermd. Tot een onbeschermde pomp kan door de
EcoAPP onbeperkt toegang verkregen worden!
Werd een toegangscode in de pomp bepaald, dan is deze in de EcoAPP
zichtbaar, nadat daar de toegangscode werd ingevoerd.
Ä Hoofdstuk 8.7 „Modus" op pagina 68
Ä Hoofdstuk 9.3 „Ontluchting van de doseerpomp"
Instelling en inbedrijfstelling
139
MAN046939 Rev. 6-10.2021