Telwin TOURING 15 Manual Del Usuario página 15

Tabla de contenido
INSTRUCTIEHANDLEIDING
OPGELET:
VOORDAT
MEN
AANDACHTIG DE INSTRUCTIEHANDLEIDING LEZEN
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET GEBRUIK VAN DEZE
BATTERIJLADER
- Tijdens het opladen laten de batterijen explosief gas vrij, vermijd dat er
zich vlammen en vonken vormen. NIET ROKEN.
- De op te laden batterijen op een verluchte plaats zetten.
- De niet ervaren personen moeten op een adequate manier
opgeleid worden voordat ze het toestel gebruiken.
- Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar
en door personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
capaciteit, door personen zonder ervaring of de benodigde
kennis, mits deze onder toezicht staan of nadat deze instructies
hebben gekregen over een veilig gebruik van het apparaat en over
het begrip van de gevaren die met het apparaat gepaard gaan.
- Kinderen mogen niet met het apparaat spelen.
- De reiniging en het onderhoud dat door de gebruiker moeten
worden uitgevoerd, mogen niet worden uitgevoerd door kinderen
die niet onder toezicht staan.
- De batterijlader uitsluitend binnen gebruiken en werken in goed
verluchte ruimten: NIET BLOOTSTELLEN AAN REGEN OF SNEEUW.
- De voedingskabel loskoppelen van het net voordat de kabels voor het
opladen worden aangesloten op of losgekoppeld van de batterij.
- De tangen niet aansluiten op of loskoppelen van de batterij met de
batterijlader in werking.
- De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de auto of in de
motorkap.
- De voedingskabel alleen vervangen met een originele kabel.
- Als het snoer is beschadigd, moet het worden vervangen door de
fabrikant of diens technische dienst of in ieder geval door iemand met
een dergelijke deskundigheid, om ieder risico te vermijden.
- De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare batterijen terug
op te laden.
- Verifiëren of de beschikbare voedingsspanning overeenstemt met
diegene die aangeduid staat op de plaat met de gegevens van de
batterijlader.
- Teneinde de elektronica van de voertuigen niet te beschadigen, de
waarschuwingen gegeven door de fabrikanten van de voertuigen
zelf lezen, bewaren en zorgvuldig in acht nemen, wanneer men de
batterijlader gebruikt zowel bij het opladen als bij de start; hetzelfde
geldt voor de aanwijzingen gegeven door de fabrikant van de
batterijen.
- Deze batterijlader bevat componenten, zoals schakelaars of relais,
die bogen of vonken kunnen veroorzaken; bijgevolg, indien de
batterijlader in een garage of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt,
moet men hem in een lokaal of in een omgeving plaatsen die speciaal
voor dit doel bestemd is.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de binnenkant van de
batterijlader mogen alleen uitgevoerd worden door personeel met
ervaring.
- OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD LOSKOPPELEN VAN HET
NET VOORDAT MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
ONDERHOUD VAN DE BATTERIJLADER UITVOERT, GEVAAR!
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
- Deze batterijlader staat het opladen van batterijen met lood en vrije
elektrolyt toe gebruikt op motorvoertuigen (benzine en diesel),
motorfietsen, schepen, enz.
- Accumulators oplaadbaar in functie van de beschikbare spanning van
uitgang: 6V / 3 cellen; 12V / 6 cellen; 24V / 12 cellen.
- De stroom voor het opladen geleverd door het toestel neemt af
volgens de karakteristieke kromme W en è overeenkomstig de norm
DIN 41774.
(NL)
DE
BATTERIJLADER
GEBRUIKT,
3. BESCHRIJVING VAN DE ACCULADER
Controle-, regel- en signaleringssystemen.
De leds die achtereenvolgend gaan branden, geven de oplaadstatus van
de accu aan.
De accu is helemaal opgeladen als de led "MAX" gaat branden.
4. INSTALLATIE
PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
- Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele manier installeren
en ervoor zorgen dat de luchtdoorgang niet verstopt wordt middels
speciaal daartoe bestemde openingen zodanig dat een voldoende
ventilatie gegarandeerd is.
AANSLUITING OP HET NET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden op een
voedingssysteem met een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de spanning van
werking.
- De voedingslijn moet uitgerust zijn met beschermingssystemen zoals
zekeringen of automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden met een speciale
kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel moeten een
adequate doorsnede hebben die nooit kleiner mag zijn dan diegene
van de geleverde kabel.
5. WERKING
VOORBEREIDING VOOR HET OPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet men verifiëren of
de capaciteit van de batterijen (Ah) die men wenst te onderwerpen
aan het opladen niet kleiner is dan diegene die aangeduid staat op
de plaat (C min).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de hierna
aangegeven volgorde volgen.
- De eventueel aanwezige deksels van de batterij wegnemen, ì zodanig
dat de gassen die zich ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten
kunnen komen.
- Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen van de batterijen
dekt; indien deze bloot blijken te liggen, gedistilleerd water toevoegen
tot ze 5 -10 mm bedekt zijn.
OPGELET: UITERST VOORZICHTIG TEWERK GAAN TIJDENS
DEZE OPERATIE OMDAT DE ELEKTROLYT EEN UITERST
CORROSIEF ZUUR IS.
- Men herinnert eraan dat de juiste staat van opladen van de batterijen
alleen bepaald kan worden gebruik makend van een densimeter, die
toestaat de specifieke densiteit van de elektrolyt te meten; indicatief
zijn de volgende waarden van densiteit van opgeloste stof geldig (Kg/l
op 20°c):
1.28 = opgeladen batterij
1.21 = half ontladen batterij
1.14 = ontladen batterij
- De spanning van de batterij controleren en ervoor zorgen dat de
uitgevoerde instellingen op het paneel van de batterijlader compatibel
zijn met de karakteristieken van de op te laden batterij.
- De polariteit van de klemmen van de batterij verifiëren: positief het
symbool (+) en negatief het symbool (-).
OPMERKING: indien de symbolen zich niet onderscheiden moet men
zich herinneren dat de positieve klem diegene is die niet verbonden is
met het chassis van de auto:
- De rode tang voor het opladen verbinden met de positieve klem van de
batterij (symbool +).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het chassis van de
auto, uit de buurt van de batterij en van de buis van de brandstof.
OPMERKING: indien de batterij niet in de auto geïnstalleerd is, zich
rechtstreeks verbinden met de negatieve klem van de batterij (symbool
-).
OPLADEN
- De batterijlader voeden door de voedingskabel in het stopcontact te
steken.
EINDE OPLADEN
- De voeding wegnemen van de batterijlader en hierbij de kabel zelf
loskoppelen van het stopcontact.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het chassis van de
auto of van de negatieve klem van de batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de positieve klem van
- 15 -
Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

340061340062Touring 11

Tabla de contenido