Omgevingsvoorwaarden
Installatie
• Voldoende afstand tussen het rekenwerk en mogelijke bronnen van elektromagnetische
storingen. De afstand tot frequentiegeregelde pompen of hoogspanningsleidingen moet
minstens 60 cm bedragen.
• Kies een droge, gemakkelijk toegankelijke plaats.
• In niet-condenserende omgeving (uitzondering: volumemeeteenheid voor koudemeting).
• In gesloten ruimtes.
• De temperatuursensor niet van het rekenwerk scheiden.
Bedrijfsomstandigheden
• Beschermingsgraad debietsensor
• Omgevingstemperatuur
• Temperatuur van medium (warmtemeter)
• Meetbereik temperatuurmeting:
Opslagcondities
• Omgevingstemperaturen
Zender (indien geactiveerd)
• Zendfrequentie: 868,95MHz; zendvermogen: < 25 mW
Montage
Algemene montage-instructies
• Omgevingsvoorwaarden in acht nemen!
• Geen las-, soldeer- of boorwerkzaamheden in de buurt van de meter uitvoeren.
• De meter alleen in bedrijfsklare installaties inbouwen.
!
Let bij de keuze van de inbouwpositie op de lengte van de vast aangesloten
sensorkabels.
• De volumemeeteenheid moet gedurende de volledige levensduur van het apparaat
tegen magnetiet en vuil zijn beschermd. Een filter wordt aanbevolen.
• Voor het optionele filter en achter de volumemeeteenheid moeten afsluiters zijn gemon-
teerd.
• Onderdruk in het leidingsysteem is niet toegestaan.
• De meter beschermen tegen beschadiging door schokken of trillingen.
• De afsluiters bij de inbedrijfstelling langzaam openen.
• De volumemeeteenheid spanningsvrij monteren.
Pijpleidingen moeten voor en achter de volumemeeteenheid voldoende zijn bevestigd of
ondersteund.
IP 54
Θ: +5°C...55°C
Θ: +5°C...105°C
Θ: +1°C...105°C
Θ:
-40°C... 50°C
4
ΔΘ 3K ... 102K
67
NL