5.1 - BESTURINGSUNIT
Afb.2
1:Pedaal vergrendelen rem
Door dit pedaal samen met het pedaal van de bedrijfsrem 2 in
te drukken wordt de bedrijfsrem vergrendeld en de parkeerrem
ingeschakeld. Om de parkeerrem te ontgrendelen het pedaal
van de bedrijfsrem 2 indrukken; hierdoor wordt het pedaal voor
vergrendelen van de rem in de ruststand gezet.
2:Pedaal bedrijfsrem.
Bij bedienen van dit pedaal stopt de machine tijdens het werken.
3:Pedaal optillen flap:
Bedien dit pedaal wanneer er grote en lichte voorwerpen
opgeveegd moeten worden; maak geen onnodig gebruik van
dit pedaal.
4:Gaspedaal:
Bij bedienen van dit pedaal wordt de snelheid van de machine
geregeld.
5:Bedieningshendel Rechter zijborstel:
Door aan de hendel van de zijborstel te trekken en hem omlaag
te duwen wordt de borstel in de werkstand opgesteld en begint
te draaien. Zet de hendel weer in vorige stand om de borstel stop
te zetten na afloop van het werk.
5.A:Bedieningshendel Linker zijborstel:
Voor modellen met dubbele zijborstel zoals hierboven
beschreven.
6:Bedieningshendel middelste borstel.
Door de hendel naar achter te verplaatsen (pos. ON) wordt de
middelste borstel in de werkstand opgesteld en begint te
draaien. Zet de hendel op OFF om de borstel te stoppen na
afloop van het werk.
7:Hendel afstellen bestuurdersstoel
Hiermee kan de stoel van de machine in de voor de bestuurder
meest geschikte stand worden gezet.
8:Sleutel uitschakelen batterij.
Met deze veiligheidssleutel kunnen in
noodgevallen ALLE machinefuncties
gedeactiveerd
OPMERKING
stroomvoorziening van de machine onmiddellijk
onderbroken wordt.
Doe het volgende alvorens de sleutel voor uitschakelen van de
batterij weer te bedienen: schakel alle functies uit (zijborstel,
middelste borstel, ventilator e.d.) en haal de voet van het pedaal
om onverwachts rijden en dus gevaar te voorkomen.
9:Stopcontact voor batterijlader.
Sluit het aan op een batterijlader van 24V/30A.
Gebruik geen ander vermogen.
NEDERLANDS (Vertaling van de oorspronkelijke aanwijzingen)
worden,
doordat
de
5.2 - BEDIENINGSPANEEL
1:Omschakelaar voortbewegingsrichting.
Door deze schakelaar te bedienen wordt de bewegingsrichting
van de machine gekozen.
ATTENTIE: laat het gaspedaal los alvorens deze schakelaar te
bedienen, anders herkent de machine geen verandering van
richting.
BETREFFENDE CONTROLELAMPJES:
Controlelampje A: Geeft aan dat de vooruitversnelling is
gekozen.
Controlelampje B: Geeft aan dat de achteruitversnelling is
gekozen.
2:Omschakelaar functies.
Door deze schakelaar te bedienen worden de bedrijfsfuncties
van de machine gekozen. Door de functieschakelaar naar voren
te verplaatsen wordt de zuigmotor ingeschakeld. Door de
functieschakelaar in de achterste stand te houden wordt de
motorbediende triller voor het reinigen van het filter
ingeschakeld.
BETREFFENDE CONTROLELAMPJES:
Controlelampje C: Geeft aan dat de zuigmotor werkt.
Controlelampje D: Geeft aan dat de middelste borstel werkt.
Controlelampje E: Geeft aan dat de motorbediende triller van
de filterschudder werkt.
3:Algemene sleutelschakelaar:
Voor activeren en deactiveren van alle machinefuncties.
BETREFFEND CONTROLELAMPJE:
Controlelampje F: Geeft aan dat de spanning is ingeschakeld.
4:Drukknop voor inschakelen claxon.
Bij drukken op deze knop wordt de claxon in werking gesteld.
Controlelampje G: Geeft aan dat de zijborstel werkt.
Controlelampje H: Geeft de toestand van de batterijlading aan
(zie hfdst. Gewoon onderhoud).
Digitale indicator I: Geeft het totaal aantal bedrijfsuren van de
machine aan.
Afb.3
Pag. 5