REINIGING EN ONDERHOUD
Voordat u de kookplaat na het koken schoonmaakt, moet u hem eerst laten afkoelen.
Anders bestaat er verbrandingsgevaar. Maak de vuile kookplaat regelmatig schoon. Gebruik
daarvoor een vochtige doek en een beetje schoonmaakmiddel. Wrijf het dan droog met een schone
doek.
•
Om het apparaat te reinigen, moet het worden uitgeschakeld.
•
Om veiligheidsredenen is het niet toegestaan het apparaat te reinigen met een stoom- of
hogedrukreiniger.
•
Gebruik in geen geval schurende of agressieve reinigingsmiddelen, zoals grill- en ovensprays,
vlek- of roestverwijderaar, schuurzand of sponzen met krassende oppervlakken.
•
Wrijf de kookplaat vervolgens droog met een schone doek.
•
Als per ongeluk dingen zoals suiker, kunststof of aluminiumfolie op de kookplaat komen, moet u
de kookplaat zo snel mogelijk uitschakelen en deze dingen onmiddellijk verwijderen. Wees
hierbij zeer voorzichtig omdat anders verbrandingsgevaar bestaat. Verwijder ze onmiddellijk na
het uitschakelen van de
WAT DOEN WANNEER ...
De kookplaat of de kookzones kunnen niet worden ingeschakeld:
•
De kookplaat is onjuist op het stroomnet aangesloten.
•
De zekering van de huisinstallatie is niet correct geplaatst of is defect.
•
De kookplaat is vergrendeld.
•
De sensortoetsen zijn bedekt met water of vuil.
•
Een kookpan of voorwerpen bedekken de knoppen.
Op het display verschijnt [ U ]:
•
Het kookgerei staat niet op de kookzone.
•
Het kookgerei is niet geschikt voor inductie
•
De diameter van de panbodem is te klein voor deze kookzone.
Op het display verschijnt [ E ]:
•
Koppel het apparaat los van het stroomnet en sluit het opnieuw aan.
•
De klantenservice bellen.
Eén kookzone of de hele kookplaat schakelt zich uit:
•
De veiligheidsuitschakeling is in werking getreden.
•
Er is vergeten een kookzone uit te schakelen.
•
Er zijn meerdere sensortoetsen bedekt.
kookzones.
25