3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
NL
3.6 HET VERLATEN VAN DE
BESTUURDERSPLAATS
•
Parkeer de machine op een horizontaal vlak.
•
Alvorens de bestuurdersplaats te verlaten,
moet de motor worden stilgezet en dient u zich
ervan te overtuigen dat alle bewegende delen
stationair zijn. Trek de parkeerrem aan en
ontkoppel alle aandrijvingen. Verwijder de
contactsleutel.
3.7 HELLINGEN! WEES EXTRA VOORZICHTIG
TIJDENS HET WERKEN OP HELLINGEN
•
Plaatselijke terreingolving en -verzakking
veranderen de globale hellingshoek Vermijd
bodemomstandigheden die verschuiving van de
machine kunnen veroorzaken.
•
Op hellingen en bij het nemen van nauwe
bochten moet met lage snelheid worden
gereden.
•
Plotselinge versnelling kan tengevolge hebben
dat de machine oncontroleerbaar en een gevaar
voor de veiligheid wordt. Onthoud dat er geen
"veilige" hellingen bestaan.
•
Het rijden op hellingen vereist extra
voorzichtigheid.
VERMIJD HELLINGEN STEILER DAN 15°
3.8 VERSTOPPINGEN IN DE
ZUIGINRICHTINGING
•
Zet de motor stil en overtuig u ervan dat alle
bewegende delen stationair zijn.
•
Trek de parkeerrem aan en ontkoppel alle
aandrijvingen.
•
Verwijder de blokkering zorvuldig.
3.9 AFSTELLINGEN, SMERING EN
ONDERHOUD
•
Zet de motor stil en overtuig u ervan dat alle
bewegende delen stationair zijn.
•
Trek de handrem aan en ontkoppel alle
aandrijvingen.
•
Lees alle toepasselijke onderhouds-
voorschriften aandachtig door.
•
Gebruik uitsluitend de vervangings-onderdelen
die door de oorspronkelijke fabrikant zijn
geleverd.
•
Om brandgevaar te verminderen dienen de
motor, geluiddemper en accuhouder vrij van
papier, bladeren en overmatig veel vet te blijven.
•
Vervang versleten of beschadigde delen uit
veiligheidsoverwegingen.
•
Tijdens werkzaamheden onder geheven
RANSOMES PATHWAY 1200 - AANHANGZITTING
onderdelen of machines moet worden
verzekerd dat sprake is van voldoende
ondersteuning.
•
Demonteer de machine niet zonder
voorafgaande ontspanning of beheersing van
krachten die er de oorzaak van kunnen zijn dat
onderdelen plotseling bewegen.
•
Verander het motortoerental niet tot boven het
maximum dat in de motorspecificatie wordt
aangegeven. Ook de afstelling van de
motorregulateur mag niet worden veranderd en
de motor mag nooit worden overbelast. Het
laten lopen van de motor met een te hoog
toerental kan het gevaar van lichamelijk letsel
doen toenemen.
•
Bijvullen van brandstof: MOTOR STILZETTEN
EN NIET ROKEN. Bijvullen moet dus gebeuren
voordat de motor wordt gestart en nooit terwijl
de motor loopt.
•
Gebruik een trechter wanneer brandstof uit een
jerrycan of blik in de tank wordt gegoten.
•
Vul de brandstoftank nooit hoger dan tot de
onderkant van de vulhals.
•
Plaats de brandstofdop en de afsluiting van de
houder zorgvuldig terug.
•
Bewaar brandstof in specifiek voor dat doel
bestemde houders.
•
Bijvulling van brandstof mag uitsluitend in de
openlucht gebeuren waarbij niet mag worden
gerookt.
•
Na het morsen van brandstof mag de motor
niet worden gestart maar dient de machine van
de betreffende plaats te worden weggeduwd.
Vermijd het ontstaan van enige
ontstekingsbron totdat het gemorste is
opgenomen en de brandstofdampen zijn
vervlogen.
•
Laat de motor eerst afkoelen voordat de
machine overdekt wordt gestald.
•
Stal de machine nooit met brandstof in de tank
in een ruimte waar de dampen een open vlam
of vonk kunnen bereiken.
•
Als de brandstoftank moet worden afgetapt,
dient dit altijd in de openlucht te gebeuren.
•
Mors geen brandstof op hete onderdelen.
•
Tijdens het onderhoud van accu's MAG NIET
WORDEN GEROOKT en moeten open licht op
veilige afstand worden gehouden.
•
Leg nooit een metalen voorwerp op de polen.
VEILIGHEID EN BEDIENING
NL-5