behuizing en wordt vastgehouden in een
groef in de behuizing (zie J). De adapter
moet verbonden worden met een geschikte
machine voor het afzuigen van zaagsel.
14. BESCHERMKAPJE
Het beschermkapje(14) is voor op de
bladhouder geplaatst. Het voorkomt
onbedoeld contact met het draaiende blad
tijdens gebruik.
15. SCHAKELAAR VAN DE
ZAAGSELBLAZER (Zie L)
De zaagselblazer richt een luchtstraal op het
zaagblad. Hierdoor blijft de zaaglijn vrij van
zaagsel.
De zaagselafzuiger kan op het
schoonmaakapparaat gemonteerd worden.
Duw de schakelaar in de zuigstand, en het
zaagsel wordt door het zuigverloopstuk
afgezogen.
Als zuigmechanisme voor het afzuigen
van zaagsel.
OPMERKING: Monteer het zuigverloopstuk
op het schoonmaakapparaat als u de
54
zaagselafzuigfunctie wilt gebruiken.
Als blazer voor het wegblazen van
zaagsel uit de buurt van de openingen
in de beschermkap terwijl er gezaagd wordt.
16. LASERGIDS (ALLEEN VOOR WX474)
Druk de schakelaar van de laser (20) in. Het
laserapparaat kan een straal geven i hetzelfde
vlak als het zaablad, waardoor er een lijn op
het werkstuk komt. Het zaagblad kan gericht
worden zodat het de lijn volgt en de snede
met de lijn samenvalt. U kunt recht snijden
of onder verstek snijden. Nauwkeurige
bewegingen zijn mogelijk tijdens het snijden.
TIPS VOOR WERKEN MET
UW DECOUPEERZAAG
Als uw decoupeerzaag te heet wordt, vooral
bij het gebruik op een lage snelheid, moet u
de snelheid maximaal zetten en het apparaat
2-3 minuten zonder lading laten draaien om
de motor af te laten koelen.
Vermijd langdurig gebruik op zeer lage
snelheden.
Decoupeerzaag
ALGEMEEN
Gebruik een zaagblad dat geschikt is voor het
materiaal dat en de materiaaldikte die gezaagd
moet worden.
Zorg er altijd voor dat het werkobject
stevig vastgeklemd zit om bewegingen te
voorkomen.
Gebruik, voor makkelijkere controle, lage
snelheden om het zagen te starten, en
verhoog dan naar de juiste snelheid. Elke
beweging van het materiaal kan de kwaliteit
van de snede beïnvloeden. Het zaagblad
zaagt met een opwaartse beweging en kan
het bovenste oppervlak van de randen van
het werkobject versplinteren bij het zagen.
Zorg ervoor dat het bovenste oppervlak niet
zichtbaar is als u klaar bent.
LAMINAAT ZAGEN
Gebruik een fijn zaagblad bij het zagen van
laminaat en dunne houten materialen.
Klem, om het afbreken van stukken hout aan
de zijkant te voorkomen, stukken overbodig
hout aan beide kanten tijdens het zagen.
CIRKELS ZAGEN
Gebruik de pendelinstelling niet als u nauwe
cirkels of hoeken zaagt.
INVALZAGEN
Uitsluitend zachte materialen als hout,
gasbeton, gipsplaat en dergelijke mogen
invallend worden gezaagd.
Gebruik alleen korte zaagbladen.
Plaats de machine met de voorste rand van
de voetplaat op het werkstuk en schakel de
machine in. Duw de machine stevig tegen het
werkstuk en laat het zaagblad langzaam in het
werkstuk invallen.
Zaag verder langs de zaaglijn zodra de
voetplaat over het hele oppervlak aansluit.
(Zie M,N).
METAALSNIJDEN
Gebruik een fijner zaagblad voor
ijzerhoudende metalen en een ruw zaagblad
voor ijzerloze metalen.
Klem, wanneer u dunne metalen bladen
snijden, altijd hout aan beide kanten van het
blad om trilling te verminderen of scheuren
van het metaal te voorkomen.
NL