Afb. 7
5. Draai de vier moeren vast (zie afb. 7).
Bij een deugdelijk aangebrachte plug is er geen vrije
ruimte tussen de motor en de kabelplug.
5.5 Aanbrengen van de kabelgoot
Breng de kabelgoot als volgt aan:
1. Zorg ervoor dat de onderwaterkabel recht in de
kabelgoot ligt.
2. De twee vleugeltjes van de kabelgoot moeten
aan de bovenrand van de pompmantel worden
vastgehaakt (zie afb. 8).
Afb. 8
3. Schroef de kabelgoot aan de kabelplug vast met
de twee bijgeleverde schroeven (zie afb. 9).
Afb. 9
4. Schroef de kabelgoot aan de zuigkorf vast met
de meegeleverde twee schroeven (zie fig. 10).
Afb. 10
N.B.: De kabelgoot moet zowel aan de kabelplug als
de zuigkorf vastgeschroefd worden.
Als de kabelgoot van een flexibel type is, dient de
overtollige lengte te worden afgezaagd.
5.6 Kabelafmetingen
GRUNDFOS heeft onderwaterkabels voor ieder type
installatie.
N.B.: De dwarsdoorsnede van de onderwaterkabel
moet groot genoeg zijn om aan de spanningseisen
(zie par. 4.1 Algemeen ) te voldoen.
De waarden in onderstaande tabel zijn berekend aan
de hand van de volgende formule:
×
×
×
×
L ρ
×
I 2
100 PF
q
=
-------------------------------------------------------------- -
×
∆U
U
waarbij
q
= Dwarsdoorsnede van de onderwaterkabel
[mm²].
I
= Nominale max. stroomsterkte van de
motor [A].
PF
= 1,0.
L
= Lengte van de onderwaterkabel [m].
Ú
= Soortelijk weerstand: 0,02 [ømm²/m].
U
= Nominale spanning [V].
¢U
= Spanningsverlies [%] = 4%.
Het spanningsverlies van 4% is in overeenstemming
met IEC 364, serie HD-384.
De berekening levert de volgende maximum kabel-
lengtes op bij een voedingsspanning van 240 V:
Motor
I
Maximumkabellengte [m]
N
(P2)
1,5
[kW]
[A]
mm²
mm²
0,1-0,63
4,15
86
144
0,7-1,05
6,9
52
1,1-1,73
11,1
32
2,5
4
6
mm²
mm²
86
138
53
86
129
85