- NL -
Apparaat met vijverfilter gebruiken
B
Pompuitgang (2) met de vijverfilter verbinden. De tweede ingang (1) met schroefdop afsluiten.
Apparaat met satellietfilter of skimmer en vijverfilter gebruiken
C, D
De tweede ingang (1) met satellietfilter of skimmer verbinden. Pompuitgang (2) met vijverfilter verbinden.
Inlaatregelaar instellen
H
Vergrendeling (9) losmaken ( in de richting van de inlaatregelaar trekken) en gelijktijdig de inlaatregelaar (5) in de ge-
wenste positie (0 tot 4) schuiven.
• 0: Tweede ingang gesloten. Water wordt nu via de behuizing (filterschelpen) aangezogen.
• 1 tot 3: Water wordt evenredig via de behuizing (filterschelpen) en de tweede ingang aangezogen.
• 4: Tweede ingang max. geopend. Water wordt nu via de tweede ingang aangezogen.
Advies:
• Bij gebruik met gesloten tweede ingang de inlaatregelaar (5) op 0 zetten.
• Bij gebruik met satellietfilter of skimmer de inlaatregelaar (5) in het gebied van 1 tot 4 zetten.
Apparaat droog plaatsen
E, F
Plaats het apparaat zodanig dat het niet wordt blootgesteld aan rechtstreeks zonlicht (max. 40 ºC).
Clips (3) openen en bovenschelp van de filter wegnemen.
Klemmen (4) losmaken en de pomp uit de onderschelp van de filter halen. Zuigadapter (6) en inlaatregelaar (5) van de
pomp afhalen.
Schroeven voor de bevestiging van de beugel (7) verwijderen. Houder uit de onderschelp van de filter halen.
Rubbervoetjes (8) (bijgesloten in de verpakking) in de daarvoor aanwezige openingen aan de onderkant van de beu-
gel (7) steken.
Pomp weer in de beugel (7) plaatsen en met de klemmen (4) fixeren.
Zuig-en persleiding aansluiten. De noodzakelijke montage-accessoires zijn bijgesloten in de verpakking.
Inbedrijfstelling
Let op! De pomp mag niet drooglopen.
Mogelijk gevolg: De pomp raakt defect.
Veiligheidsmaatregel: Controleer regelmatig het waterniveau. Het apparaat moet in principe onder de water-
spiegel zijn geplaatst.
Let op! Kans op letsel door onverwacht starten.
De temperatuurbewaking schakelt het apparaat bij overbelasting automatisch uit. Na afkoeling wordt het ap-
paraat automatisch weer ingeschakeld.
Mogelijke gevolgen: Gevaar voor letsel door snel draaiende delen.
Veiligheidsmaatregelen: Voor werkzaamheden aan het apparaat, apparaat spanningsvrij schakelen.
Zo brengt u de stroomvoorziening tot stand:
Inschakelen: Apparaat aansluiten op het elektriciteitsnet. Het apparaat schakelt zichzelf onmiddellijk in, als de elektri-
sche aansluiting tot stand is gebracht.
Uitschakelen: Koppel het apparaat van het elektriciteitsnet af.
Aanwijzing:
Een fabrieksnieuwe pomp bereikt pas na enkele gebruiksuren de maximale pompprestatie.
Wanneer de pomp bij het inschakelen geblokkeerd is, of droogloopt, wordt automatisch een voorgeprogrammeerde
zelftest (Environmental Function Control - EFC) uitgevoerd. Met regelmatige aanlooppogingen en verschillende toeren-
tallen probeert de pomp de storing (drooglopen of blokkade) te verhelpen. De pomp schakelt na ca. 2 minuten mislukte
aanlooppogingen uit en herhaalt de zelftest in ca. 30 Minuten.
22