5. INSTALLATIE VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM
5.1. CONTROLES VOORAF
Controleer met het oog op de veiligheid en een correcte werking van
het automatische systeem of aan de volgende vereisten is voldaan:
• De structuur van de poort moet geschikt zijn om te worden geautomati-
seerd. In het bijzonder moet de diameter van de wielen in verhouding
staan tot het gewicht van de poort die moet worden geautomati-
seerd, en moet er een geleider aan de bovenzijde en mechanische
aanslagen zijn om het derailleren van de poort te voorkomen.
• De eigenschappen van het terrein moeten garanderen dat de funde-
ringssokkel voldoende grip heeft.
• In het gebied waarin de sokkel gegraven wordt mogen geen leidingen
of elektriciteitkabels aanwezig zijn.
• Als de motorreductor blootstaat aan passerende voertuigen, moet, in-
dien mogelijk, voor een goede bescherming tegen botsingen worden
gezorgd.
• Controleer of een goede aarding aanwezig is voor de aansluiting voor
de motorreductor.
• Controleer of er rondom de aandrijving voldoende ruimte is om de
noodzakelijke handelingen voor de installatie en later onderhoud
goed uit te kunnen voeren.
5.2. INMETSELEN VAN DE FUNDERINGSPLAAT
1. Assembleer de funderingsplaat zoals in Fig. 4.
2. De funderingsplaat moet worden
geplaatst zoals aangegeven in
Fig.5 (sluiting rechts) of Fig. 6 (slui-
ting links) om ervoor te zorgen
dat het rondsel en de tandheu-
gel goed in elkaar grijpen.
Laat bij het plaatsen van de
plaat een gat Ø 80 links
waar de buizen door moeten
lopen, zoals aangegeven in
Fig. 5 en 6 ref
Fig. 5
.3. Maak een funderingssokkel zoals in Fig. 7 en metsel de funderings-
plaat in met een of meer buizen voor elektriciteitskabels. Controleer
met een waterpas of de plaat perfect horizontaal is. Wacht tot het
cement gehard is.
4. Leg de elektriciteitskabels voor de aansluiting van accessoires en de
elektrische voeding aan zoals in Fig. 3.
Laat, om het aansluiten te vereenvoudigen, de kabels ongeveer
40 cm uit het gat van de funderingsplaat steken (Fig. 5-6 ref. ).
Fig. 4
Fig. 6
Fig. 7
5.3. MECHANISCHE INSTALLATIE
Verwijder de kap van de motor door de 2 bovenste schroeven hele-
maal los te draaien (Fig.8 ref. ).
Draai het deksel ongeveer 30° en trek hem omhoog.
Verwijder de 2 zijbeschermingen (Fig.8 ref. ).
Plaats de aandrijving op de plaat
met gebruikmaking van de bijge-
leverde ringen en moeren, zoals
in Fig.9.
Haal bij deze handeling de ka-
bels door de speciale opening
in de reductorbehuizing van de
aandrijving.
Noteer de hoogte van de pootjes
en de afstand vanaf de poort met
verwijzing naar Fig. 10.
Deze handeling is noodzakelijk
voor een correcte bevestiging
van de tandheugel, en om de
mogelijkheid te behouden de
motor in de toekomst anders te
kunnen afstellen.
Draai de schroeven van de motorreductor vast.
Stel de aandrijving in op handmatige werking zoals aangeduid in
paragraaf 8.
5.4. MONTAGE VAN DE TANDHEUGEL
5.4.1. STALEN TANDHEUGEL - LASSEN (F
Monteer de drie palletjes met schroef-
draad op het element van de tand-
heugel door ze boven in de uitsparing
te plaatsen. Hierdoor zal het door de
speling in de uitsparing in de loop der tijd
mogelijk blijven eventuele bijstellingen uit
te voeren.
Zet de vleugel met de hand helemaal
open.
Leg het eerste stuk van de tandheugel
vlak op het tandwiel, en las het palletje
met schroefdraad op de poort zoals aangegeven in Fig.13.
Beweeg de poort met de hand, controleer of de tandheugel tegen
het tandwiel zit, en las het tweede en derde palletje vast.
Zet een ander element van de tandheugel naast het vorige, en ge-
bruik daarbij een stuk van de tandheugel om de vertanding van de
twee elementen op elkaar af te stemmen, zoals in Fig.14 ref. .
Beweeg de poort met de hand en las de drie pallen met schroef-
draad, en ga zo verder tot u de hele poort langs bent geweest.
Zorg dat er geen overtollige stukken tandheugel buiten de poort
uitsteken.
28
Fig. 8
Fig. 9
Fig. 10
.11)
IG
Fig. 11