Bij extreme hoeveelheden optredend stof moeten
de reinigingscycli voor de machine worden verkort
en/of moet een aardlekschakelaar (FI) worden
voorgeschakeld.
Wanneer de machine door de FI-
veiligheidsschakelaar wordt uitgeschakeld, dient hij
gecontroleerd en gereinigd te worden.
Alleen door de leverancier aanbevolen slijpschijven
gebruiken, die voldoen aan de geldende
specificaties van de betreffende veiligheidsnorm
voor slijpmaterialen zoals bijv. EN 12413.
Let op! Het gebruik van ander inzetgereedschap en
andere accessoires brengt gevaar van letsel met
zich mee.
Slijpschijven moeten worden bewaard en
behandeld volgens de instructies van de
leverancier.
Bewaar de slijpschijven op een droge locatie. Bij
slijpschijven voor droog slijpen kan de sterkte door
vocht of water afnemen.
Behandel de slijpschijven voorzichtig. Bescherm de
slijpschijven tegen slaan en stoten.
Gebruik altijd toebehoren, die voldoen aan de
hierna volgende minimale eisen:
Er mogen alleen slijpschijven met kunstharsbinding
en vezelversterking worden gebruikt. Het maximale
-1
toerental (min
/tpm) van de slijpschijven mag niet
kleiner zijn dan het leeglooptoerental van de
machine.
Let op de maximale diameter voor de slijpschijven
(zie technische gegevens).
Geen slijpschijven gebruiker, die dikker zijn dan
3 mm (3/32").
Het gat van de slijpschijf moet zonder speling op de
gereedschapshouder passen. Geen adapters of
reduceerkoppen gebruiken.
Neem de opgaven van de fabrikant van het
gereedschap of de accessoires in acht!
Gebruiksaanwijzing van de slijpschijven
aanhouden.
Behandel de onderdelen, die met de slijpschijven
verbonden zijn, bijzonder voorzichtig. Let erop dat
spindel, flens en bout niet beschadigd raken. Een
beschadiging van deze onderdelen kan breuk van
de slijpschijf tot gevolg hebben.
Controleer voor het gebruik de slijpschijf; gebruik
geen aangeslagen, gesprongen, gebroken,
onronde resp. trillende of ander soort beschadigde
slijpschijven.
Gewaarborgd moet zijn, dat gemonteerde
slijpschijven conform de specificaties van de
leverancier zijn ingebouwd.
Zorg ervoor, dat de slijpschijven voor gebruik
correct zijn aangebracht en bevestigd en schakel
de machine 30 s in een veilige positie in; machine
direct uitschakelen wanneer sterke trillingen of
andere storingen optreden. Indien dat gebeurt,
onderzoek dan de machine teneinde de oorzaak te
bepalen.
Wanneer de slijpschijf tot op de slijtgrens (1/3 van
de buitendiameter) is afgesleten, moet deze
worden vervangen.
Voordat er instellingen of
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd worden de
stekker uit het stopcontact halen.
De slijpschijf draait nog na, nadat de machine is
uitgeschakeld.
Asvergrendeling (8) alleen bij stilstaande motor
indrukken.
Pak de draaiende slijpschijf niet beet.
Gevaar voor letsel!
Wanneer de slijpschijf tijdens leegloop te sterk trilt
kan er een breuk ontstaan. Bij onregelmatigheden
tijdens gebruik, de machine direct uitschakelen en
laten repareren.
Zet het werkstuk vast. Gebruik een bankschroef om
het werkstuk vast te zetten.
Probeer niet om extreem kleine werkstukken te
zagen.
Tijdens het bewerken moet het werkstuk goed
vastliggen en beveiligd zijn tegen verschuiven.
Lange werkstukken dienen voldoende te worden
ondersteund.
Begin met het slijpen pas nadat het maximale
toerental is bereikt.
Bij het slijpen alleen de snijkant van de slijpschijf
gebruiken. Gebruik de zijoppervlakken van de
slijpschijf niet voor slijpwerkzaamheden.
Bij het bewerken van werkstukken met rondingen of
schuine vlakken moet erop worden gelet, dat op de
slijpschijf geen zijwaartse druk wordt uitgeoefend.
Zorg ervoor dat vonken die tijdens het gebruik
ontstaan, geen gevaar veroorzaken, bijv. de
gebruiker of andere personen raken of ontvlambare
substanties doen vlam vatten. Gevaarlijke
gebieden dienen met moeilijk ontvlambare dekens
afgedekt te worden.
Houd in brandgevaarlijke gebieden een geschikt
blusmiddel bij de hand.
Het bewerkte werkstuk kan zeer heet zijn.
Voorzichtig, verbrandingsgevaar!
De stofbelasting verminderen:
Stofdeeltjes die tijdens het werken met deze
machine ontstaan, kunnen stoffen bevatten
die kanker, allergische reacties, aandoeningen aan
de luchtwegen, aangeboren afwijkingen of andere
voortplantingsproblemen kunnen veroorzaken.
Enkele voorbeelden van dergelijke stoffen zijn:
Lood (in loodhoudende verf), mineraal stof (uit
bakstenen, beton e.d.), additieven voor de
behandeling van hout (chromaat,
houtverduurzamingsmiddelen), enkele houtsoorten
(zoals eiken- of beukenstof), metalen, asbest.
Het risico is afhankelijk van het feit hoe lang de
gebruiker of in de buurt aanwezige personen aan de
stofbelasting worden blootgesteld.
Deze stofdeeltjes mogen niet in het lichaam
terechtkomen.
NEDERLANDS nl
21