Tempomaat deactiveren
3. Om te deactiveren, moet het rempedaal worden inge-
trapt of moet het inchpedaal worden doorgetrapt. Na de
deactivering van de tempomaat wordt door het indruk-
ken van RES (tijdens het rijden) de voordien opgesla-
gen snelheid opnieuw geactiveerd.
8.3.4 Cruise control MDC-variant
Schakelaar tempomaat
1
Tempomaat activeren
1. Gewenste werksnelheid met het rijpedaal selecteren.
2. Als het voertuig met de gewenste snelheid rijdt, op SET
op de schakelaar tempomaat drukken. De tempomaat is
geactiveerd.
Tempomaat deactiveren
3. Om te deactiveren moet het rempedaal worden inge-
trapt of de cruise control-schakelaar moet worden inge-
drukt.
8.3.5 Voorkeuze van snelheid (MDC-variant)
LET OP
De voorselectie van de snelheid mag alleen worden uitge-
voerd, als het voertuig stilstaat.
TRANSPORTMODUS SNEL:
1
De rijsnelheid wordt geregeld door het gaspedaal.
Maximale snelheid ca. 30 km/u.
2 TRANSPORTMODUS LANGZAAM:
2
De rijsnelheid wordt via het rijpedaal geregeld. Maxima-
le snelheid ca. 15 km/h.
3 hendel voor het selecteren van de snelheid
3
1. Voertuig stoppen.
2. Gashendel op laag motortoerental / lage gasklepstand
zetten
3. Gewenste snelheid met behulp van de hendel (op de zij-
console rechts) selecteren.
8.3.6 Rijrichting kiezen
Aan de joystick bevindt zich de rijrichtingskeuzeschake-
laar.
Instructie
Verlaat de bestuurder de bestuuurdersstoel terwijl de rij-
richtingskeuzeschakelaar op "vooruit" of "achteruit" staat,
schakelt de motor uit.
Rijrichtingsschakelaar
1
Indicatie rijrichtingskeuze vooruit
2
Indicatie rijrichtingskeuze achteruit
3
1. VOORUIT: schakelaar naar voren, rijrichting VOORUIT
wordt geactiveerd en weergave rijrichtingskeuze "voor-
uit" brandt.
In deze stand wordt de parkeerrem automatisch gelost.
2. ACHTERUIT: schakelaar naar achteren, rijrichting ACH-
TERUIT wordt geactiveerd en weergave rijrichtingskeu-
ze "achteruit" brandt.
In deze stand wordt de parkeerrem automatisch gelost.
3. NEUTRAAL: schakelaarstand is in het midden, geen in-
dicatie brandt.
In deze stand is de parkeerrem automatisch geacti-
veerd, het voertuig rijdt niet.
8.3.7 Rijden
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen
Laat het rijpedaal tijdens de rit niet abrupt los. Het voertuig
wordt bij het loslaten van het rijpedaal afgeremd. Het voer-
tuig wordt bij het loslaten van het rijpedaal in de transport-
modus minder afgeremd dan in de werkmodus.
VOORZICHTIG
Beschadigingsgevaar
Stel zeker dat het voertuig bij het passeren van obstakels
niet vast komt te zitten.
Passeer obstakels tot 150 mm langzaam en voorzichtig
onder een hoek van 45°.
Passeer obstakels van meer dan 150 mm alleen met een
geschikte rijplank.
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen
Schakel bij het rijden over de openbare weg voor trans-
portdoeleinden (niet bij reiniging van de straat) de PTO uit
en sluit de neerlaatsmoring voor de fronthefinrichting.
1. PTO uitschakelen.
2. Rijpedaal voorzichtig intrappen.
3. Voertuig met het stuurwiel sturen.
8.3.8 Stoppen
1. Rijpedaal op laten komen.
Het voertuig remt automatisch en blijft stilstaan.
2. Voor een sterkere remwerking of in geval van nood het
rempedaal bedienen.
Nederlands
219