8.2.2 Parkeerrem automatisch
Het waarschuwingslampje in de multifunctione-
le indicatie brandt bij een geactiveerde parkeer-
rem.
1 Is de motor uit of staat de rijrichtingsschakelaar bij een
draaiende motor op NEUTRAAL, dan is de parkeerrem
automatisch geactiveerd.
2 Wordt de rijrichtingsschakelaar bij een draaiende motor
bediend (VOORUIT of ACHTERUIT), dan wordt de par-
keerrem losgezet.
8.2.3 Parkeerrem MDC-variant
Het waarschuwingslampje in de multifunctione-
le indicatie brandt bij een geactiveerde parkeer-
rem.
Parkeerrem
1
Ver- / ontgrendelhendel parkeerrempedaal
2
8.2.4 Rempedaal MIC 50
Het rempedaal activeer het remsysteem van de voorwie-
len.
8.2.5 Rempedaal MIC 70
Het rempedaal activeert het voor- en achterwiel van het
remsysteem.
8.2.6 Inchpedaal
Het inchpedaal regelt de snelheid in WERKMODUS en
KRUIPMODUS.
Voor het verlagen van de rijsnelheid het inchpedaal intrap-
pen.
Instructie
Het inchpedaal kan bijkomend als rempedaal worden ge-
bruikt, hiervoor inchpedaal helemaal intrappen.
8.3
Rijden
8.3.1 Motor starten MIC 50
Hoofdschakelaar moet zijn ingeschakeld.
1. Op de bestuurdersplaats plaats nemen en veiligheids-
gordel omdoen.
2. Contactsleutel in het contactslot steken.
3. Richtingkeuzeschakelaar op joystick in de middelste
stand <Neutraal/Stop> (niet voor MDC-variant).
4. Laag motortoerental instellen.
5. Parkeerrem loszetten (alleen bij MDC-variant).
6. Contact inschakelen (stand I).
218
Waarschuwingslampjes van laadcontrole en motorolie-
druk moeten branden.
7. Bij lage buitentemperatuur en koude motor: contacts-
leutel op voorgloeien draaien (max. 20 seconden).
8. Tijdens het starten rempedaal intrappen.
9. Motor starten (stand II) - max. 10 seconden.
Waarschuwingslampjes van laadcontrole en motorolie-
druk moeten uitgaan; indien niet, motor uitschakelen en
fout verhelpen.
10.Bij omgevingstemperaturen onder 0°C: Vooraleer met
het werk wordt begonnen, motor met laag motortoeren-
tal laten warmdraaien tot het waarschuwingslampje hy-
draulische oliefilter rijaandrijving uitgaat.
11.Start de motor niet, startprocedure herhalen.
8.3.2 Motor starten MIC 70
Hoofdschakelaar moet zijn ingeschakeld.
1. Op de bestuurdersplaats plaats nemen en veiligheids-
gordel omdoen.
2. Contactsleutel in het contactslot steken.
3. Rijrichtingskeuzeschakelaar aan de joystick op middel-
ste stand <neutraal/stop>.
4. Contact inschakelen (stand I).
Waarschuwingslampjes van laadcontrole en motorolie-
druk moeten branden.
5. Bij lage buitentemperatuur en koude motor: Met het
starten wachten tot de tekstindicatie <Wait to start, pre-
heating> uitgaat.
6. Motor starten (stand II) - max. 10 seconden.
Waarschuwingslampjes van laadcontrole en motorolie-
druk moeten uitgaan; indien niet, motor uitschakelen en
fout verhelpen.
7. Bij omgevingstemperaturen onder 0°C: Vooraleer met
het werk wordt begonnen, motor met laag motortoeren-
tal laten warmdraaien tot het gele waarschuwingslamp-
je <Hydraulische temperatuur te laag> uitgaat.
8. Start de motor niet, startprocedure herhalen.
8.3.3 Tempomaat
De tempomaat werkt alleen in de WERKMODUS en
KRUIPMODUS.
Schakelaar tempomaat
1
Tempomaat activeren
1. Gewenste werksnelheid met het rijpedaal selecteren.
2. Rijdt het voertuig met de gewenste snelheid, op SET op
de schakelaar tempomaat drukken. De tempomaat is
geactiveerd.
a Snelheid achteraf verhogen: SET + indrukken
b Snelheid achteraf verlagen: RES – indrukken
c De snelheid kan op korte termijn via het inchpedaal
worden gereduceerd. Wordt het inchpedaal losgela-
ten, rijdt het voertuig opnieuw met ingesteld motortoe-
rental.
Nederlands