4. ELEKTRICITEITSAANSLUITINGEN
Boom geforceerd
2Easy
1 2
BUS
4.1 Klemmenbord J1 (ingangen)
OPEN - Commando "Openen" (N.O. - klem 3): hiermee wordt iedere
impulsgever bedoeld (bijv. drukknop) die door een contact te sluiten
het commando geeft voor het openen en/of sluiten van de slagboom.
CLOSE - Commando "Sluiten" (N-O. - klem 4): hiermee wordt
iedere impulsgever bedoeld (bijv. drukknop) die door een contact te
sluiten het commando geeft voor het sluiten van de slagboom.
FSW - Contact beveiligingen voor het sluiten (N.C. - klem 5):
de beveiligingen voor het sluiten hebben tot doel het gebied waarin
de slagboom zich tijdens het sluiten beweegt te beschermen
door de beweging ervan om te keren. Zij grijpen nooit in tijdens
de openingscyclus. Als de beveiligingen voor het sluiten worden
ingeschakeld terwijl het automatische systeem open is, verhinderen
ze de sluitingsbeweging.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen voor het sluiten
worden aangesloten, verbind de klemmen FSW en
GND dan door (Fig. 26), en laat de functie FAILSAFE
o l
(parameter
van de Geavanceerde configuratie) op
de defaultwaarde (gedeactiveerd)
STP - STOP-contact (N.C. - klem 6): hiermee wordt iedere
voorziening bedoeld (bijv. een drukknop) die door een contact te
openen de beweging van het automatisch systeem kan stopzetten.
Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten,
moeten de klemmen STOP en GND worden doorverbonden
(Fig. 26)
ALM - noodcontact (N.C. - klem 7): hiermee wordt iedere voorziening
bedoeld (bijv. een schakelaar) die als zij in een noodsituatie wordt
geactiveerd, de slagboom open zet tot het contact wordt hersteld.
Wanneer deze ingang wordt geactiveerd, heeft zij voorrang boven
ieder ander commando.
Als er geen noodvoorzieningen worden aangesloten,
moeten de klemmen ALM en GND worden doorverbonden
(Fig. 26)
Encoder
GND +24
3 4 5 6 7 8 9 10 11
Voor de aansluiting
van de fotocellen en de
veiligheidsvoorzieningen,
zie paragraaf 4.1.1
Relais
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
GND (klemmen 8-9) - Negatieve aansluiting voeding accessoires
+24 (klemmen 10-11) - Positieve aansluiting voeding accessoires
De maximale belasting van de accessoires is 800 mA.
Om de opname te berekenen moeten de instructies van
de afzonderlijke accessoires worden geraadpleegd.
4.1.1 Veiligheidsvoorzieningen aansluiten
D e e l e k t r o n i s c h e k a a r t E 6 8 0 h e e f t e e n i n g a n g v o o r
veiligheidsvoorzieningen die tijdens het sluiten van het automatisch
systeem ingrijpen, om de doorgangszone te beschermen tegen het
risico op botsingen.
Deze voorzieningen moeten een signaal met een "N.C."-contact
gebruiken, en in serie zijn geschakeld met de eventueel op de
installatie gemonteerde fotocellen met relais, zoals weergegeven in
Fig. 23 tot Fig. 26.
Fig. 23: aansluiting van een paar fotocellen voor het sluiten, met
beveiliging. FAILSAFE. geactiveerd: de in het schema
aangegeven aansluiting moet worden gemaakt, en daarnaast
moeten de volgende parameters in Geavanceerde
configuratie als volgt worden ingesteld:
Fig. 24: aansluiting van een paar fotocellen voor het sluiten zonder
failsafe
Fig. 25: aansluiting van twee paar fotocellen voor het sluiten zonder
failsafe
Fig. 26: geen aansluiting van enige veiligheidsvoorziening met relais
7
Fig. 2
Ingebouwde
driekleurige
waarschuwingslamp
LOOP
LAMP
1
2
22 23
24 25 26 27
LOOP 1
LOOP 2
o 1
00
=